De bijdrage van het Openbaar Ministerie presenteert voor de periode 2012 tot en met 2021 cijfers met betrekking tot1:

  • de opsporing en vervolging van strafzaken door de correctionele parketten bij de rechtbanken van eerste aanleg;
  • de instroom van jeugdbeschermingszaken op de jeugdparketten bij de rechtbanken van eerste aanleg.

Deze bijdrage geeft de voornaamste tendensen weer van de voorbije 10 jaar. Speciale aandacht gaat daarbij - voor het tweede jaar op rij - naar de impact van de coronapandemie op de samenstelling van de instroom op de parketten.

Met het oog op een correcte interpretatie en contextualisering van de hier gepresenteerde statistische gegevens, willen we meteen een belangrijke kanttekening plaatsen. De essentie van deze cijfergegevens is nl. het verschaffen van een objectief en betrouwbaar beeld van enerzijds de instroom, uitstroom en stock van strafzaken op de correctionele parketten en anderzijds de instroom van de jeugdbeschermingszaken op de jeugdparketten. Het voorliggende cijfermateriaal geeft dus het aantal zaken geregistreerd door de parketten weer, maar kan geenszins beschouwd worden als een precieze indicator van de werkelijk gepleegde (jeugd)criminaliteit of van de bestaande verontrustende situaties.

Voor meer gedetailleerde cijfergegevens verwijzen we naar de jaarstatistieken op de website van het Openbaar Ministerie (www.om-mp.be/stat).

1 Het correctioneel parket van Eupen registreert pas sinds februari 2019 zijn dossiers in MaCH. Daarom zijn de absolute aantallen in de tekst en in de grafieken inclusief de gegevens van Eupen - conform de gegevens op de website (https://www.om-mp.be/stat). De tendensen/percentages in de tekst en in de grafieken zijn daarentegen exclusief de gegevens van Eupen.

Correctionele parketten

De in- en uitstroom van strafzaken op de correctionele parketten bij de rechtbanken van eerste aanleg zijn tussen 2012 en 2021 met respectievelijk 13% en 14% gedaald. Hoewel de instroom in de periode 2012-2017 een daling van 23% kende, is de instroom tussen 2018 en 2020 met 16% gestegen. De stijging tussen 2019 en 2020 houdt verband met het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie in kader van de COVID-19 pandemie. Vervolgens zien we een daling van 4% tussen 2020 en 2021 . Wat betreft de instroom naargelang de voornaamste tenlastelegging, is er een daling van het aantal zaken met betrekking tot eigendomsdelicten (-37% tussen 2012 en 2021). Het aantal zaken betreffende persoonsdelicten is eveneens gedaald (-10% tussen 2012 en 2021 maar +2% tussen 2020 en 2021). De stock van de hangende zaken op het einde van het jaar is tussen 2020 en 2021 gedaald (-4%). Wat betreft de beslissingen die door de correctionele parketten werden genomen, stellen we een daling vast van de zondergevolgstellingen (-30% in vergelijking met 2012 en het cijfer blijft stabiel tussen 2020 en 2021). Het aantal opsporingsonderzoeken dat via een rechtstreekse dagvaarding is afgesloten, is daarentegen gestegen (+94% tegenover 2012 en +26% tegenover 2020). Tot slot vestigen we de aandacht op het feit dat zaken afgesloten via een pretoriaanse probatie2 (+328% tegenover 2012, +20% tegenover 2020) en een betaalde minnelijke schikking (+709% tegenover 2012 en +15% tegenover 2020) aanzienlijk zijn toegenomen. 

Instroom, uitstroom en stock

Tussen 2012 en 2017 is de instroom van nieuwe en heropende strafzaken op de correctionele parketten met ongeveer 23% gedaald. Vervolgens kende deze instroom een toename tussen 2018 en 2020 met 16%, waarna ze opnieuw met 4% daalde tussen 2020 en 2021.

Het aantal strafzaken dat jaarlijks door de correctionele parketten wordt afgesloten, evolueert min of meer gelijk met de evolutie van de instroom. Tussen 2012 en 2018 daalde het aantal afgesloten dossiers met 26%. Het steeg vervolgens tussen 2019 en 2021 met 9%. 

Uit figuur 1 blijkt dat de uitstroom van de correctionele parketten tussen 2012 en 2017 in het algemeen hoger lag dan de instroom. Tijdens deze jaren sloten de parketten dus meer zaken af dan zij er ontvingen. Tussen 2018 en 2020 deed zich daarentegen de omgekeerde tendens voor: de uitstroom was lager dan de instroom. Maar in 2021 ziet men dat de uitstroom opnieuw de instroom overstijgt. 

Figuur 2 geeft een overzicht van de in- en uitstroom van de strafzaken in 2020 en in 2021 en maakt het eveneens mogelijk om de impact van de inbreuken op de maatregelen ter beperking van de verspreiding van het coronavirus COVID-19 visueel weer te geven. Sedert COL 06/2020 van het College van Procureurs-generaal in werking is getreden waarbij er strafrechtelijke sancties worden opgelegd bij de niet-naleving van de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus, werden immers 206.397 COVID-19-zaken bij de correctionele parketten geregistreerd en 179.346 van deze dossiers zijn op 31 december 2021 uitgestroomd. 

Hoewel de instroom van de niet-COVID-19-dossiers steeg met 1%, leidt de daling van het aantal COVID19-gevallen tot een daling van de totale instroom van 4% ten opzichte van 2020. 

De uitstroom van de niet-COVID-19-dossiers steeg met 1% tussen 2020 en 2021, terwijl de globale uitstroom met inbegrip van de COVID-19-zaken met 4% steeg.

2 De pretoriaanse probatie is een alternatief voor een gevangenisstraf die door de rechter kan worden opgelegd als middel om een hoofdstraf (meestal gevangenisstraf) ten uitvoer te leggen. Er komt geen strafvervolging als de overtreder aan de voorwaarden van de proeftijd voldoet.

Figuren 1 & 2: Evolutie van in- en uitstroom tussen 2012 en 2021 en vergelijking in- en uitstroom 2020-2021 met onderscheid COVID-19-zaken

Grafiek: Evolutie van in- en uitstroom tussen 2012 en 2021Grafiek Vergelijking in- en uitstroom 2020-2021 met onderscheid COVID-19-zaken

Figuur 3: Evolutie van de in- en uitstroom evenals de stock op 31/12 tussen 2012 en 2021

Tabel Evolutie van de in- en uitstroom evenals de stock op 31/12 tussen 2012 en 2021

Type tenlastelegging

Zoals verwacht toont de instroom van zaken met betrekking tot COVID-19 inbreuken (volksgezondheid) in 2021 een daling ten opzichte van 2020 (-27%). Naast deze eerste vaststelling lijkt de pandemie eveneens een mindere  impact te hebben op de evolutie van bepaalde tenlasteleggingsrubrieken in 2021 dan in 2020. Daar waar men een afname van het aantal zaken betreffende diefstal en afpersing in 2021 vaststelt (-10% tussen 2020 et 2021), is deze daling echter minder sterk dan deze die werd vastgesteld in het jaar 2020 (-21% ten opzichte van 2019). De rubrieken algemene financiële zaken en economische aangelegenheden kennen een daling met respectievelijk 14% en 11% tussen 2020 en 2021.

Daarnaast zien we dat de stijgingen in bepaalde misdrijffenomenen die werden vastgesteld tussen 2019 en 2020 zich nog steeds voordoen, zij het dat wel in mindere mate. Tussen 2020 en 2021 registreerden de parketten een stijging van het aantal zaken met betrekking tot informaticabedrog (+4%) terwijl de toename tussen 2019 en 2020 32% bedroeg. De zaken met betrekking tot heling & witwas namen opnieuw toe (+37%), hoewel de stijging meer uitgesproken was tussen 2019 en 2020 (+54%). 

De zaken met betrekking tot intrafamiliaal geweld stegen tussen 2012 en 2021 met 7%. Tussen 2020 en 2021 was er een stijging van 9%. 

De evolutie van de instroom vertoont tijdens de periode 2012-2021 opmerkelijke verschillen naargelang de voornaamste tenlastelegging in de zaak. Hoewel de zaken met betrekking tot eigendomsdelicten tussen 2012 en 2021 (-37%) afgenomen zijn, zijn dossiers met betrekking tot informaticafraude (+124%) en heling & witwas (+70%) aanzienlijk gestegen. Deze tendens kan verband houden met de stijgende digitalisering van de samenleving en de toename van de middelen die worden ingezet om dergelijke misdrijven op te sporen en te vervolgen. 

De daling van de zaken betreffende persoonsdelicten is minder uitgesproken (-10% tussen 2012 en 2021 maar +2% tussen 2020 en 2021). In deze groep is het aantal dossiers inzake slagen en verwondingen verminderd (-14% tussen 2012 en 2021 en -1% tussen 2020 en 2021) en is het aantal dossiers met betrekking tot ontucht en seksuele uitbuiting gestegen (+89% tussen 2012 en 2021 en +3% tussen 2020 en 2021).

Figuur 4: Evolutie van de instroom: persoons- en eigendomsdelicten (2012-2021)

Grafiek: Evolutie van de instroom: persoons- en eigendomsdelicten (2012-2021)De zaken betreffende diefstal en afpersing (-59%), openbare orde en openbare veiligheid (-27%) en financiële zaken in het algemeen (-72%) maken deel uit van de andere tenlasteleggingsgroepen waar er tussen 2012 en 2021 een daling is opgetekend. 

Naast zaken met betrekking tot heling & witwas en informaticafraude wordt er eveneens een opmerkelijke stijging tijdens de afgelopen 10 jaar bij andere tenlasteleggingsgroepen waargenomen: het gaat om de aan de coronacrisis gerelateerde dossiers betreffende volksgezondheid (+1189%) en zaken  met betrekking tot ontucht en seksuele uitbuiting (+88%).

Type beslissing

Tussen 2020 en 2021 is het aantal zaken dat werd afgesloten door de correctionele parketten met 4% gestegen, vnl. door de evolutie van het aantal zaken afgesloten via een betaalde minnelijke schikking (+15%) en een rechtstreekse dagvaarding (+26%). Deze stijging kan verklaard worden door de in de omzendbrief COL 06/2020 vermelde geldelijke sancties die kunnen worden opgelegd wanneer de maatregelen om de verdere verspreiding van het coronavirus in te dijken niet worden nageleefd.

Zoals er reeds de afgelopen jaren werd vastgesteld, hebben de zondergevolgstellingen een doorslaggevende impact op de uitstroom. Uit de vergelijking tussen het aantal zondergevolgstellingen van 2021 en 2012 kan er een daling met 30% op nationaal niveau worden vastgesteld (-31% voor de zondergevolgstellingen om technische redenen en -26% voor de zondergevolgstellingen omwille van opportuniteitsredenen). 

Het aantal zaken dat door een rechtstreekse dagvaarding voor de correctionele rechtbank werd afgesloten, is tussen 2012 en 2021 met 94% gestegen. 

Als we kijken naar de evolutie van de alternatieve maatregelen op tien jaar tijd (2012-2021) worden eveneens opmerkelijke stijgingen vastgesteld. Het gaat in het bijzonder om zaken afgesloten via een betaalde minnelijke schikking (+709%) en met een pretoriaanse probatie (+328%). In diezelfde periode is het aantal zaken afgesloten via een gelukte bemiddeling of maatregel afgenomen (-13% tussen 2012 en 2021). Ondanks de stijging van het aantal zaken afgesloten door een rechtstreekse dagvaarding (+94%) stellen we toch een verschuiving vast van de klassieke vormen van strafvervolging naar een meer intensieve uitstroom via alternatieve afhandelingsmogelijkheden. 

De gevolgverleningsgraad die een indicatie geeft van de mate waarin het Openbaar Ministerie aan zaken een gevolg heeft gegeven, wordt berekend door het aantal vervolgingen (rechtstreekse dagvaarding en de vaststelling voor de regeling van de rechtspleging door de raadkamer) en alternatieve maatregelen (voornamelijk pretoriaanse probatie, administratieve sanctie, betaalde minnelijke schikking en gelukte bemiddeling en maatregel) in verhouding te brengen tot het totaal van de vervolgbare zaken (d.w.z. de som van het aantal zondergevolgstellingen met opportuniteitsmotief, alternatieve maatregelen en vervolgingen). Uit de grafiek kan er worden afgeleid dat de gevolgverleningsgraad van de correctionele parketten tussen 2012 en 2021 gestegen is van 30% naar 56%. 

Figuur 5: Evolutie van de gevolgverleningsgraad en de verhouding van de zondergevolgstellingen met opportuniteitsmotief, de alternatieve maatregelen (voornamelijk pretoriaanse probatie, administratieve sanctie, betaalde minnelijke schikking en gelukte bemiddeling en maatregel) en de vervolging (rechtstreekse dagvaarding en de vaststelling voor de regeling van de rechtspleging door de raadkamer)

Grafiek: Evolutie van de gevolgverleningsgraad en de verhouding van de zondergevolgstellingen met opportuniteitsmotief, de alternatieve maatregelen en de vervolging

Jeugdparketten

In dit luik geven we - opnieuw voor de periode 2012 t.e.m. 2021 - een overzicht van de omvang en aard van de instroom3 van de jeugdbeschermingszaken op de parketten4 bij de rechtbanken van eerste aanleg5. De jeugdbeschermingszaken, die door de jeugdparketten worden aangemaakt voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar, omvatten zowel de als misdrijf omschreven feiten (MOF) als de verontrustende situaties (VOS). Bij een VOS-zaak worden er op zich geen feiten ten laste gelegd aan de minderjarige, maar opent het jeugdparket een dossier omdat het verontrustende informatie ontvangt over de situatie van de minderjarige of zijn/haar gezin. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om verwaarlozing, mishandeling, misbruik, weglopers en spijbelaars.

3 Het betreft hier enkel de nieuw binnengekomen jeugdbeschermingszaken.

4 De gegevens van het jeugdparket van Eupen worden niet meegeteld. Het jeugdparket Eupen registreert bij gebrek aan een Duitstalige versie niet in de business-applicatie van de jeugdparketten (PJG).

5 De statistisch analisten van het Openbaar Ministerie zullen de beslissingen die de jeugdparketten in deze zaken nemen pas in een latere fase analyseren.

Jeugdbeschermingszaken: evolutie 2012-2021

Het aantal jeugdbeschermingszaken dat werd geregistreerd op de jeugdparketten tussen 2012 en 2021 is gestegen met 16%, van 141.208 zaken in 2012 naar 163.193 zaken in 2021. In vergelijking met 2020 (161.177) is de instroom in 2021 iets gestegen (+1%).

Figuren 1 & 2: Evolutie instroom 2012-2021 jeugdbeschermingszaken, uitgesplitst naar MOF- en VOS-zaken, en vergelijking instroom 2020-2021 met onderscheid COVID-19-zaken

Grafiek: Figuren 1 & 2: Evolutie instroom 2012-2021 jeugdbeschermingszaken, uitgesplitst naar MOF- en VOS-zaken, en vergelijking instroom 2020-2021 met onderscheid COVID-19-zakenGrafiek Figuren 1 & 2: Evolutie instroom 2012-2021 jeugdbeschermingszaken, uitgesplitst naar MOF- en VOS-zaken, en vergelijking instroom 2020-2021 met onderscheid COVID-19-zakenDe evolutie van de instroom van de jeugdbeschermingszaken, uitgesplitst naar MOF- en VOS-zaken6, wordt in de figuur hierboven weergegeven. Daaruit blijkt dat de stijging van de jeugdbeschermingszaken in de afgelopen 10 jaar vooral het gevolg is van een toegenomen instroom van VOS-zaken (+26%): van 77.921 zaken in 2012 naar 97.816 zaken in 2021. Vergeleken met 2020 is het aantal VOS-zaken in 2021 met 7% gestegen.

6 Wanneer we het hebben over een ‘zaak’, bedoelen we hiermee systematisch ‘één minderjarige onder één type van de zaak (MOF of VOS) onder één notitienummer’. Indien éénzelfde minderjarige zowel als MOF en VOS gekwalificeerd wordt onder eenzelfde notitienummer, wordt deze minderjarige éénmaal geteld als MOF en éénmaal als VOS. Eén notitienummer kan ook betrekking hebben op verschillende minderjarigen.

Maar ook de instroom van de MOF-zaken is de voorbije 10 jaar toegenomen, van 63.287 zaken in 2012 naar 65.377 zaken in 2021 (+3%). Niettemin noteren we in 2021 een daling van de MOF-zaken met 6% ten opzichte van 2020 (69.779). Deze daling is voornamelijk toe te schrijven aan de forse afname van zaken in relatie tot COVID-19 (van 17.243 zaken in 2020 naar 9361 zaken in 2021). De 'niet-COVID-19 zaken' daarentegen zijn gestegen met 7% (van 52.536 in 2020 naar 56.016 zaken in 2021), zoals blijkt uit bovenstaande figuur.

MOF-zaken

In wat volgt bespreken we de samenstelling van de instroom van de MOF-zaken die tijdens de periode 2012-2021 binnenkwamen op de jeugdparketten. Deze MOF-zaken hadden hoofdzakelijk betrekking op de volgende feiten7:

  • eigendomsdelicten (39%), met o.a. diefstallen met geweld en afpersing, winkeldiefstal, vandalisme
  • persoonsdelicten (20%), met o.a. slagen en verwondingen, pesten
  • inbreuken tegen de openbare veiligheid en openbare orde (11%), met o.a. bedreigingen, wapenbezit, smaad, weerspannigheid
  • drugsdelicten (10%)
  • openbare overlast en verkeersdelicten8 (7%), met o.a. nachtlawaai, dronkenschap, wildplassen
  • inbreuken tegen de familie en publieke moraal (5%) met o.a. aanranding, sexting, verspreiden van naaktbeelden
  • inbreuken tegen de volksgezondheid (4%), met o.a. COVID-19-zaken

Het aandeel van elk van deze tenlasteleggingsgroepen wordt per jaar weergegeven in de volgende grafiek. We stellen vast dat tussen 2012 en 2021 het aandeel van deze groepen gewijzigd is: het aandeel van zaken met betrekking tot eigendomsdelicten is de afgelopen 10 jaar afgenomen terwijl we bij de dossiers inzake inbreuken tegen familie en publieke moraal, openbare veiligheid & openbare orde en volksgezondheid een toename vaststellen. Onnodig te zeggen dat de opvallende toename van het aandeel van zaken betreffende volksgezondheid in 2020 en in 2021 toe te schrijven is aan de plotse instroom van COVID-19-dossiers. Tot slot is het aandeel van de zaken die betrekking hebben op de persoonsdelicten, drugsdelicten en inbreuken tegen openbare overlast en verkeer min of meer stabiel gebleven.

7 Een overzicht van de verschillende tenlasteleggingsgroepen en de inbreuken die zij omvatten, vindt u op de website van de jaarstatistieken van de jeugdparketten (https://www.om-mp.be/stat) in de rubriek 'achtergrondinformatie'.

8 Deze tenlasteleggingsgroep staat in de jaarstatistiek vermeld onder de naam ‘materie politieparketten’.

Figuur 3: Evolutie aandeel van de tenlasteleggingsgroepen in de MOF-zaken (2012-2021)

Grafiek: Evolutie aandeel van de tenlasteleggingsgroepen in de MOF-zaken (2012-2021)In de volgende grafiek tonen we opnieuw de evolutie van de meest voorkomende tenlasteleggingsgroepen voor de periode 2012-2021, maar nu in absolute aantallen. Vervolgens bespreken we deze tenlasteleggingsgroepen in afnemende volgorde van grootte.

Figuur 4: Evolutie van de tenlasteleggingsgroepen in de MOF-zaken (2012-2021)

Grafiek: Evolutie van de tenlasteleggingsgroepen in de MOF-zaken (2012-2021)

De dossiers inzake eigendomsdelicten zijn de afgelopen 10 jaar met 36% gedaald. Toch vormen ze in 2021 nog steeds de grootste groep binnen de MOF-zaken. De globale afname van zaken betreffende eigendomsdelicten manifesteert zich bij twee van de drie subgroepen, nl. diefstal & afpersing (-42%) en vernielingen, beschadigingen & brandstichting (-37%). Bij de subgroep bedrog daarentegen is er een stijging van 36%: hier zien we een forse toename van dossiers inzake informaticabedrog (+106%, van 406 in 2012 naar 837 in 2021) en dossiers m.b.t. heling & witwas (+50%, van 379 in 2012 naar 569 in 2021). 

In vergelijking met 2020 zijn de eigendomsdelicten in 2021 licht gestegen (+3%). Deze toename situeert zich bij twee van de drie subgroepen nl. vernielingen, beschadigingen & brandstichting (+20%) en bedrog (+3%) terwijl de subgroep diefstal & afpersing stabiel gebleven is (-1%).

Een vijfde van de MOF-zaken9 betreft persoonsdelicten. Tussen 2012 en 2021 is het aantal zaken met betrekking tot persoonsdelicten gestegen met 5%, van 12.703 zaken in 2012 naar 13.379 zaken in 2021. De meest voorkomende dossiers, nl. de opzettelijke slagen & verwondingen, zijn tussen 2012 en 2021 gedaald met 8% terwijl de dossiers inzake belaging met maar liefst 124% zijn toegenomen. 

9 Cf. supra: samenstelling van de instroom van de MOF-zaken tijdens de periode 2012-2021

Tussen 2020 en 2021 zien we een opvallende stijging van de persoonsdelicten met 20%, waarbij zowel de dossiers inzake opzettelijke slagen & verwondingen (+18%) als de dossiers inzake belaging (+24%) toenemen.

De dossiers inzake inbreuken tegen de openbare veiligheid & openbare orde maken 11% uit van de MOF-zaken en zijn de laatste 10 jaar met 16% gestegen (van 6564 in 2012 naar 7621 in 2021). De meest voorkomende delicten hier zijn bedreigingen, het wederrechtelijk dragen of onwettig bezitten van wapens en het onwettig verblijf. De globale toename is grotendeels toe te schrijven aan de toegenomen dossiers inzake onwettig verblijf (+238%), wapenbezit (+55%) en bedreigingen (+13%). 

Ten opzichte van 2020 was er in 2021 een stijging van 9%. We stellen een toename vast bij dossiers inzake het wederrechtelijk dragen of onwettig bezitten van wapens (+17%) en bedreigingen (+16%) terwijl het aantal zaken met betrekking tot onwettig verblijf daalde met 8%. 

Een op de tien MOF-zaken betreft drugsdelicten. De voorbije 10 jaren zijn zaken naar aanleiding van drugsdelicten iets gestegen, van 5679 zaken in 2012 naar 5784 zaken in 2021. Niettemin daalde tussen 2020 en 2021 het aantal zaken betreffende drugsdelicten met 7%. In iets minder dan driekwart van deze zaken ging het om drugsbezit, in 24% om het dealen van drugs. Zowel bij het drugsbezit (-7%, van 4564 in 2020 naar 4265 in 2021) als bij het dealen van drugs (-10%, van 1517 in 2020 naar 1370 in 2021) is er in 2021 een daling ten opzichte van 2020. 

In 7% van de MOF-zaken gaat het om dossiers gelinkt aan openbare overlast & verkeersovertredingen. Deze dossiers zijn tussen 2012 en 2021 met 3% gedaald, van 4748 in 2012 naar 4591 in 2021. Twee derde van die zaken had betrekking op allerlei vormen van overlast, zoals bijvoorbeeld nachtlawaai, vervuiling, dronkenschap, wildplassen. Daarnaast zijn er ook de verkeersovertredingen die door de politie aan het jeugdparket worden overgemaakt wanneer ze begaan werden door minderjarigen onder 16 jaar.

Ten opzichte van 2020 (4375 zaken) is er in 2021 een stijging van 5% van MOF-zaken gelinkt aan overlast en verkeer.

De dossiers met betrekking tot familie & publieke moraal maken 5% uit van de MOF-zaken en zijn - opvallend - de afgelopen 10 jaar met maar liefst 92% gestegen. De inbreuken die vallen onder familie & publieke moraal worden onderverdeeld in drie subgroepen: ontucht & seksuele uitbuiting (+546%), aanranding & verkrachting (+34%) en familiale sfeer (-4%). Bij de subgroep ontucht & seksuele uitbuiting manifesteert de toename zich vooral bij dossiers met betrekking tot kinderpornografie (van 25 in 2012 naar 496 zaken in 2021), schunnige films, prenten, voorwerpen of boeken (van 28 zaken in 2012 naar 551 zaken in 2021) en voyeurisme (van 11 zaken in 2012 naar 356 zaken in 2021)9.

9 De stijging kan mogelijks verklaard worden door de wet van 1 februari 2016 tot wijziging van diverse bepalingen wat de aanranding van de eerbaarheid en het voyeurisme betreft. Het nieuwe artikel 371/1 Sw. stelt zowel het voyeurisme als het verspreiden van naaktbeelden strafbaar. Ook werd de omschrijving van art. 373 Sw. ‘aanranding van de eerbaarheid’ verruimd. 

In vergelijking met 2020 zijn de inbreuken met betrekking tot familie & publieke moraal in 2021 gestegen met 10%. Deze toename is vooral toe te schrijven aan een stijging van de subgroep aanranding & verkrachting (+16%) en ontucht & seksuele uitbuiting (+4%). De derde subgroep familiale sfeer daarentegen kent een daling van 10% ten opzichte van 2020. 

In de periode 2012-2021 maakten de inbreuken tegen de volksgezondheid slechts 4% uit van de MOF-zaken. Niettemin zien we bij deze groep de sterkste stijging: van 62 zaken in 2011 naar 9677 zaken in 2021. Deze opvallende toename van de inbreuken tegen de volksgezondheid is voornamelijk toe te schrijven aan de plotse, explosieve instroom van coronazaken in 2020: jongeren overtraden toen massaal het samenscholingsverbod, het uitgaansverbod, de mondmaskerplicht of de regels van social distancing. 

Na het crisisjaar 2020 leidde de versoepeling van de coronamaatregelen in 2021 tot een sterk verminderde instroom van coronadossiers (-46%, van 17.243 zaken in 2020 naar 9361 zaken in 2021).

Tot slot kijken we nog naar het geslacht en de leeftijd van minderjarigen betrokken in MOF-zaken in 2021. Binnen de MOF-zaken bedraagt de verhouding jongens/meisjes 81/19.10 Meisjes maken dus amper een vijfde uit van de minderjarigen betrokken in een MOF-zaak. Tien jaar geleden lag hun aandeel iets hoger (23%). Er is dus door de jaren heen een lichte afname van het aandeel van de meisjes betrokken in een MOF-zaak.

10 De percentages met betrekking tot het geslacht en de leeftijd van de minderjarigen zijn hier berekend zonder rekening te houden met de categorieën ‘vanaf 18 jaar’ en ‘onbekende/error’. Om deze reden zijn deze percentages niet identiek aan de percentages in de tabellen van de jaarstatistiek over het geslacht en de leeftijd.

In 2021 vormen zaken met betrekking tot eigendomsdelicten bij jongens (29%) de meest voorkomende tenlasteleggingsgroep terwijl dit bij meisjes de persoonsdelicten zijn (27%). Bij jongens vormen deze laatste de tweede meest voorkomende groep (19%) terwijl dit bij meisjes de eigendomsdelicten zijn (24%). Verhoudingsgewijs zijn er bij meisjes meer zaken betreffende gewone diefstallen (o.m. winkeldiefstal) dan bij jongens (resp. 15% vs. 10%) terwijl we bij jongens dan weer meer dossiers inzake zware diefstallen (o.m. woninginbraken) en diefstallen met geweld opmerken dan bij meisjes (resp. 5% vs. 2% en 5% vs. 1%). Ook stellen we vast dat jongens relatief meer betrokken zijn bij zaken met betrekking tot vernielingen, beschadigingen & brandstichting dan meisjes (6% vs. 3%). Bij de persoonsdelicten is het grote verschil in aandeel (27% bij de meisjes vs. 19% bij de jongens) vooral te wijten aan de inbreuken tegen de persoonlijke vrijheid (o.m. belaging en beledigingen), met 10% bij meisjes vs. 4% bij jongens. Zowel bij jongens als bij meisjes vormen de inbreuken tegen de volksgezondheid de derde meest voorkomende groep (respectievelijk 13% vs. 22%). Daarnaast blijken inbreuken tegen de openbare veiligheid & openbare orde en zaken met betrekking tot drugs & doping meer voor te komen bij jongens dan bij meisjes (respectievelijk 12% vs. 7% en 10% vs. 5%). Inbreuken met betrekking tot familie & publieke moraal hebben bij de jongens een aandeel van 7% en bij de meisjes een aandeel van 4%.

Wat de leeftijd van de minderjarigen betreft op het moment dat ze een als misdrijf omschreven feit zouden begaan hebben, vormen de 16- tot 18-jarigen in 2021 de grootste groep (53%), gevolgd door de 14- tot 16-jarigen (32%). De 12- tot 14-jarigen waren betrokken in 11% van de MOF-zaken. In de periode 2012-2021 is enkel het aandeel van de 16- tot 18-jarigen toegenomen: van 48% in 2012 naar 53% in 2021. Het aandeel van de andere leeftijdsgroepen nam licht af. 

In 2021 vinden we binnen de leeftijdsgroep 16- tot 18-jarigen vooral veel zaken met betrekking tot eigendomsdelicten (27%) en volksgezondheid (19%), maar ook veel drugsdelicten (13%) en inbreuken tegen de openbare veiligheid & openbare orde (13%). De 14- tot 16-jarigen zijn voornamelijk betrokken bij diefstal & afpersing (22%) terwijl de 12- tot 14-jarigen relatief gezien meer betrokken zijn bij persoonsdelicten (32%). 

VOS-zaken

Zoals reeds eerder vermeld, zijn de VOS-zaken de voorbije 10 jaar met 26% gestegen. Ten opzichte van 2020 was er een stijging van 7%.

Bij de verontrustende situaties zijn er in 2021 – net zoals in 2012 – evenveel aanmeldingen voor jongens dan voor meisjes (50%). 

Wat betreft de leeftijd van de minderjarigen betrokken in VOS-zaken, vormen in 2021 de 6- tot 12-jarigen de grootste groep (28%), meteen gevolgd door de leeftijdsgroep onder de 6 jaar (25%). De 16- tot 18-jarigen en de 14- tot 16-jarigen zijn beiden betrokken in 17% van de VOS-zaken. Het aandeel van de 12- tot 14-jarigen is het kleinst (12%). 

Tien jaar geleden vormden de kinderen onder de 6 jaar (25%) en de 6- tot 12-jarigen de grootste groepen (25%), gevolgd door de 16- tot 18-jarigen (20%) en de 14- tot 16-jarigen (20%) . Het aandeel van de 12- tot 14-jarigen was toen ook het kleinst (12%).

We stellen dus vast dat bij de VOS-zaken het aandeel van de leeftijdsgroep 6-tot 12-jarigen de voorbije 10 jaar is toegenomen.

Minderjarigen

Om een beter zicht te krijgen op het profiel van de minderjarigen waar de jeugdparketten mee geconfronteerd worden, hanteren we in wat volgt de teleenheid ‘(unieke) minderjarige’.

Concreet houdt dit in dat elke individuele minderjarige vanaf nu slechts één keer geteld wordt per jaar en per parket, onafhankelijk van het aantal zaken waarin hij/zij betrokken is.

Bij de toepassing van deze telregel onderscheiden we:

  • de MOF-minderjarige (minstens in één MOF-zaak betrokken)
  • de VOS-minderjarige (minstens in één VOS-zaak betrokken)
  • de MOF- en VOS-minderjarige (minstens in één MOF-zaak én minstens in één VOS-zaak betrokken)

Onderstaande grafiek toont voor de periode 2012-2021 de evolutie van deze unieke minderjarigen. 

Figuur 5: Evolutie van het aantal unieke minderjarigen (2012-2021)

Grafiek Evolutie van het aantal unieke minderjarigen (2012-2021)

MOF-minderjarigen

De 65.377 MOF-zaken die instroomden in 2021 hebben betrekking op 41.248 unieke MOF-minderjarigen. Ten opzichte van 2012 met 40.547 unieke MOF-minderjarigen zien we dat in 2021 het aantal MOF-minderjarigen met 2% gestegen is, terwijl we tussen 2020 en 2021 een daling vaststellen (-4%). 

Als we kijken naar de verhouding jongens/meisjes stellen we vast dat in 2021 iets meer dan driekwart van de MOF-minderjarigen een jongen is en 24% een meisje. Ongeveer 81% van de MOF-minderjarigen heeft een leeftijd tussen de 14 en 18 jaar. In 50% van de jongens gaat het om de leeftijdscategorie van 16 tot 18 jaar, bij de meisjes gaat dit om 45%. Bij de meisjes zien we dan weer een groter aandeel van de 12- tot 14-jarigen en de 14- tot 16-jarigen in vergelijking met de jongens (respectievelijk 16% vs. 12% en 34% vs. 32%). Zowel bij de meisjes als bij de jongens nemen de kinderen onder 12 jaar 5% in. 

We stellen eveneens vast dat 75% van de unieke MOF-minderjarigen betrokken is in één MOF-zaak binnengekomen in hetzelfde kalenderjaar en parket; slechts 4 % was betrokken in vijf of meer MOF-zaken. 

VOS-minderjarigen

In de 97.816 VOS-zaken binnengekomen tijdens 2021 werden er 64.520 unieke VOS-minderjarigen geregistreerd. Ten opzichte van 2012 met 51.968 unieke VOS-minderjarigen betekent dit een stijging van 24% in 2021. In vergelijking met 2020 (61.180) is er een stijging van 5%.

In 2021 gaat het in 51% van de VOS-minderjarigen om een jongen en in 49% om een meisje. Ongeveer 60% van de VOS-minderjarigen is jonger dan 12 jaar. Zowel bij de meisjes als bij de jongens nemen de kinderen onder de 6 jaar 28% in. Bij de meisjes zien we een iets groter aandeel bij de 12- tot 14-jarigen (13% vs. 12%) en bij 14-tot 16-jarigen (16% vs. 14%). Het aandeel van de jongens is dan weer iets groter bij de 6- tot 12-jarigen (32% vs. 31%) en bij de 16-tot 18-jarigen (15% vs. 13%). 

Ongeveer driekwart van de unieke VOS-minderjarigen is betrokken in één VOS-zaak en slechts 3% is betrokken in vijf of meer VOS-zaken.

MOF- en VOS-minderjarigen

Van het totaal aantal unieke minderjarigen betrokken in jeugdbeschermingszaken binnengekomen in 2021 (99.750), is 6% betrokken in zowel minstens één MOF-zaak als minstens één VOS-zaak (6018 minderjarigen). Tussen 2012 en 2021 is het aantal MOF- en VOS-minderjarigen stabiel gebleven (+1%) en ten opzichte van 2020 is er een lichte toename van 3%.

Omdat de MOF- en VOS-minderjarigen meegeteld worden bij de unieke MOF-minderjarigen en VOS-minderjarigen, kunnen we stellen dat van de 41.248 unieke MOF-minderjarigen in 2021 er 15% ook in een VOS-zaak waren betrokken. Binnen de 64.520 unieke VOS-minderjarigen was 9% ook betrokken in een MOF-zaak.

In 2021 heeft ongeveer driekwart van deze unieke MOF- en VOS-minderjarigen een leeftijd van 14 tot 18 jaar. Bij deze unieke MOF- en VOS-minderjarigen gaat het in 69% om een jongen. Jongens situeren zich vaker in de leeftijdscategorieën onder de 12 jaar en van 16 tot 18 jaar dan meisjes (respectievelijk 9% vs. 6% en 38% vs. 34%), terwijl bij meisjes de 12- tot 14-jarigen en de 14- tot 16-jarigen een groter aandeel innemen dan bij de jongens (respectievelijk 20% vs. 17% en 41% vs. 37%). 

Tot slot merken we op dat iets minder dan de helft van de unieke MOF- en VOS-minderjarigen betrokken is in meerdere MOF-zaken in 2021, terwijl dit bij de unieke MOF-minderjarigen (ongeacht of deze ook in een VOS-zaak betrokken zijn) maar een kwart is.

Back to top

Bekijk de beschikbare statistieken op de website van het OM.

Voor andere vragen over de statistieken:

  • Stuur een e-mail naar sdaomp-press@just.fgov.be. Wees zo duidelijk mogelijk: type statistieken, referentieperiode, territoriale entiteit ...
  • Identificeer u duidelijk: naam, voornaam, functie, betrokken persdienst, enz.
  • Het is mogelijk dat het enkele dagen duurt voor u antwoord krijgt.