In 2013 registreerden de jeugdparketten 13% minder protectionele zaken dan in 2010. Deze afname is toe te schrijven aan een verminderde instroom van MOF-zaken (als misdrijf omschreven feit), waarbij vooral de eigendomsdelicten een sterke daling vertonen. Het aantal POS-zaken (problematische opvoedingssituatie) daarentegen is met 4% gestegen tussen 2010 en 2013.

Deze bijdrage geeft een overzicht van de omvang en aard van de instroom  van protectionele zaken op de jeugdparketten bij de rechtbanken van eerste aanleg voor de periode 2010 tot 2013. Verdere contextualisering en meer gedetailleerde cijfers voor de jaren 2006 tot en met 2013 zijn beschikbaar op de website van het Openbaar Ministerie: www.om-mp.be/stat.

Algemeen beeld instroom protectionele zaken

Het aantal protectionele zaken dat werd geregistreerd op de jeugdparketten is gedaald van 156.385 zaken in 2010 naar 135.647 zaken in 2013. Dit is een afname van 13%. De protectionele zaken zijn zaken die door de jeugdparketten worden aangemaakt in het kader van het jeugdbeschermingsrecht. Zij omvatten zowel de MOF-zaken (met betrekking tot minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit gepleegd zouden hebben) als de POS-zaken (met betrekking tot minderjarigen die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden).

Zoals uit onderstaande figuur blijkt, is de daling van het aantal protectionele zaken het gevolg van een verminderde instroom van MOF-zaken: van 83.014 MOF-zaken in 2010 naar 59.163 MOF-zaken in 2013 (-29%). De daling van de MOF-instroom tijdens de afgelopen drie jaar doet zich in alle jeugdparketten voor. In een aantal jeugdparketten (o.m. in het rechtsgebied Luik) is er in 2013 weliswaar een stijging ten opzichte van 2012. In tegenstelling tot de opvallende algemene daling van het aantal MOF-zaken, is de instroom van POS-zaken met 4% toegenomen: van 73.371 POS-zaken in 2010 naar 76.484 zaken in 2013. Deze toename is het resultaat van een sterke stijging in 2011, gevolgd door een lichte daling in 2012 en 2013.

Figuur 1: Aantal protectionele zaken binnengekomen op de jeugdparketten, per jaar van binnenkomst en naargelang het type zaak (MOF/POS)

 img

Instroom van de als misdrijf omschreven feiten (MOF-zaken)

De MOF-zaken die tijdens de periode 2010-2013 binnenkwamen op de jeugdparketten hebben hoofdzakelijk betrekking op :

  • eigendomsdelicten (48%), met o.a. diefstal, vandalisme;
  • persoonsdelicten (19%), met o.a. slagen en verwondingen, belaging (pesten);
  • inbreuken tegen de openbare veiligheid en openbare orde (10%), met o.a. bedreigingen, wapenbezit, smaad, weerspannigheid;
  • drugsdelicten (9%).

De afname van het aantal MOF-zaken tijdens de afgelopen drie jaar kan hoofdzakelijk verklaard worden door een verminderde instroom van de eigendomsdelicten (-38%). Deze afname manifesteert zich vooral bij dossiers inzake:

  • vernielingen, beschadigingen en brandstichting (-48%), met o.a. vandalisme, graffiti, brandstichting;
  • zware diefstal (-44%), met o.a. woninginbraken;
  • diefstal met geweld (-34%);
  • gewone diefstal (-32%) met o.a. winkeldiefstal.

Uit onderstaande figuur blijkt eveneens een opvallende daling bij:

  • persoonsdelicten (-23%), in het bijzonder bij opzettelijke slagen en verwondingen;
  • inbreuken tegen de openbare veiligheid en openbare orde (-24%), in het bijzonder bij bedreigingen.

Opmerkelijk is dat de instroom van zaken met betrekking tot drugsdelicten – na een daling in 2011 en een stijging in 2013 – zich in 2013 terug op hetzelfde niveau bevindt als in 2010.

Figuur 2: Evolutie van de meest voorkomende tenlasteleggingsrubrieken bij MOF-zaken (index)

img

Eigendomsdelicten vormen zowel bij jongens als meisjes de meest voorkomende categorie. Binnen die categorie ligt bij de meisjes het aandeel van de gewone diefstallen (o.m. winkeldiefstallen) bijna dubbel zo hoog als bij de jongens (32% versus 17%). Bij de jongens merken we dan weer meer zware diefstallen (o.m. woninginbraken) en diefstallen met geweld op dan bij de meisjes (resp. 10% versus 5% en 7% versus 3%). Ook stellen we vast dat jongens zich relatief meer schuldig maken aan vernielingen, beschadigingen en brandstichting dan meisjes (11% versus 5%). Bij zaken met betrekking tot bedrog (o.a. oplichting, heling, computermisdrijven, misbruik van vertrouwen) zien we dan weer het omgekeerde (4% bij meisjes versus 2% bij jongens). 

Daarnaast blijken zaken met betrekking tot drugs relatief meer voor te komen bij jongens dan bij meisjes (10% versus 5%).

Wat betreft de leeftijd van de minderjarigen betrokken in MOF-zaken, zien we dat de 16- tot 18-jarigen de grootste groep vormen. Binnen deze leeftijdsgroep vinden we relatief veel zaken met betrekking tot zware diefstal en diefstal met geweld terug, naast bedrog en drugsdelicten. De 12- tot 14-jarigen zijn dan weer relatief gezien meer betrokken bij gewone diefstallen zoals winkeldiefstallen. De 6- tot 12-jarigen tenslotte zijn relatief het meest vertegenwoordigd bij zaken met betrekking tot vernielingen, beschadigingen en brandstichting.

Instroom van de problematische opvoedingssituaties (POS-zaken)

Bij de problematische opvoedingssituaties (POS-zaken) zijn er doorheen de jaren ongeveer evenveel aanmeldingen voor meisjes als voor jongens. In 2013 had één vierde van de POS-zaken betrekking op een minderjarige jonger dan 6 jaar. Bij 24% van de POS-zaken was de betrokken minderjarige tussen 6 en 12 jaar oud. Iets meer dan de helft van de POS-zaken had betrekking op jongeren tussen de 12 en 18 jaar.

De globale toename van het aantal POS-zaken met 4% tijdens de periode 2010-2013 blijkt zich vooral te situeren in de jongere leeftijdsgroepen. Zo zijn de POS-zaken met betrekking tot minderjarigen jonger dan 6 jaar met 16% toegenomen, die met betrekking tot de leeftijdscategorieën van 6 tot 12 jaar en van 12 tot 14 jaar telkens met 9%. Voor de oudere leeftijdsgroepen van 14 tot 16 jaar en van 16 tot 18 jaar is er een afname (respectievelijk met 3% en 7%) van het aantal aangemelde POS-zaken.

Algemeen beeld unieke MOF- en/of POS-minderjarigen

Om een beter zicht te krijgen op het profiel van de minderjarigen waar de jeugdparketten mee geconfronteerd werden, hanteren we in wat volgt de teleenheid ‘(unieke) minderjarige’. Elke minderjarige wordt daarbij per jaar en per parket één keer geteld, ongeacht het aantal keer dat hij/zij in een MOF- en/of POS-zaak betrokken is.

De 59.163 MOF-zaken die instroomden in 2013 hebben betrekking op 38.278 unieke MOF-minderjarigen. In 2010 waren dit nog 49.068 unieke minderjarigen voor 83.014 MOF-zaken.

Bijna 80% van de MOF-minderjarigen heeft een leeftijd tussen de 14 en 18 jaar. De jongens maken ongeveer driekwart uit van de minderjarigen betrokken in MOF-zaken. Er is echter een verschil tussen jongens en meisjes in de piekleeftijd van de MOF-minderjarigen: deze situeert zich bij de jongens op 17 jaar, terwijl deze bij de meisjes op 15 jaar ligt.

In 2010 was 73% van de unieke MOF-minderjarigen betrokken in één MOF-zaak, in 2013 was dit 76%. Minder dan 5% was betrokken in vijf of meer MOF-zaken.

In de 76.484 POS-zaken binnengekomen tijdens 2013 werden er 50.492 unieke POS-minderjarigen geregistreerd. In 2010 waren dit 48.771 unieke minderjarigen voor 73.371 POS-zaken. Ruim de helft van de POS-minderjarigen is jonger dan 12 jaar. Jongens maken iets meer dan de helft uit van het aantal POS-minderjarigen (51% versus 49% meisjes).

Van het totaal aantal unieke minderjarigen betrokken in protectionele zaken binnengekomen tijdens 2013, is 7% betrokken in zowel een MOF-zaak als een POS-zaak. Concreet gaat het om 5.755 minderjarigen die zich in een problematische opvoedingssituatie bevinden en verdacht worden van een als misdrijf omschreven feit. Ongeveer driekwart van deze unieke MOF- & POS-minderjarigen heeft een leeftijd van 14 tot 18 jaar. Bovendien is twee derde van de unieke MOF- & POS-minderjarigen van het mannelijk geslacht. Jongens situeren zich daarbij vaker in de leeftijdscategorie 16-18 jaar dan meisjes (39% versus 33%), terwijl bij meisjes de 12- tot 14-jarigen en de 14- tot 16-jarigen een groter aandeel innemen dan bij de jongens (respectievelijk 17% versus 14% en 43% versus 39%). Tenslotte merken we op dat ongeveer de helft van de unieke MOF- en POS-minderjarigen betrokken is in meerdere MOF-zaken per jaar, terwijl dit bij de unieke MOF-minderjarigen (ongeacht of deze ook in een POS-zaak betrokken zijn) maar een kwart is.