Op 26 september 2024 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een zaak over het dragen van een burkini in een openbaar zwembad in Antwerpen.

De zaak betreft twee vrouwen die geen toegang kregen tot het zwembad omdat ze een burkini droegen buiten de uren die voor vrouwen gereserveerd waren. De weigering was gebaseerd op een politievoorschrift van de stad, op zijn beurt gemotiveerd door hygiënische en ecologische redenen. Volgens de twee vrouwen zou het om een vorm van discriminatie op basis van religie kunnen gaan.

Het EHRM oordeelt nu dat de zaak niet ontvankelijk is, omdat de rechtsmiddelen in België nog niet volledig zijn uitgeput. Het Hof heeft dus niet geoordeeld over de vraag of het verbod religieuze discriminatie inhield. Het EHRM stipt aan dat hoger beroep kan worden aangetekend bij het Hof van Cassatie, zodat het een uitspraak kan doen, ook als een gespecialiseerde advocaat ongunstig advies geeft over de kans op succes daarvan. Het EHRM benadrukt ook dat het Hof van Cassatie zich nog over de zaak moet uitspreken.

Het EHRM past daarmee het subsidiariteitsbeginsel toe, dat inhoudt dat zijn rol beperkt blijft tot het herzien van zaken die door de hoogste nationale rechtbanken zijn behandeld.