Op 21 september 2016 organiseerde de URHB (Unie der Rechters in Handelszaken van België) een nationaal congres. Onder de aanwezigen tal van prominente figuren uit de rechtbanken van koophandel, het politiek en administratief bestuur. Kernvraag van het debat? Zijn de rechters in handelszaken een noodzaak of een (voorbijgestreefde) traditie?

Die vraag is niet nieuw. Rechtbanken van koophandel ontstonden in onze streken al in de middeleeuwen. Door de jaren heen volgden er tal van evoluties maar één basisprincipe bleef overeind: rechters in handelszaken zijn deskundigen uit de bedrijfswereld en dus doorgaans geen juristen. Als zogenaamde consulaire rechters of lekenrechters beoordelen zij samen met een beroepsmagistraat geschillen vanuit hun ervaring en expertise en hoeven ze niet aan bepaalde diplomavereisten te voldoen. Net die manier van werken leidt al lang tot heel wat discussie. Zeker nu het ondernemingsrecht grondig zal veranderden, achtte de URHB de tijd rijp om de rol van de  lekenrechter opnieuw in de kijker te zetten.

Wie oordeelt het best?

Sommigen vragen zich af of dat gebrek aan juridische kennis bij lekenrechters geen probleem vormt bij het beoordelen van vaak heel technische conflicten. Anderen zien in de keuze van “ervaringsdeskundigen” net een voordeel om een meer pragmatische en praktisch onderbouwde blik te hebben.

Nog andere critici stellen zich dan weer vragen bij het risico op belangenvermenging: is het wel verstandig om mensen recht te laten spreken over spelers in een sector waarin zij zelf actief zijn? Voorstanders van het systeem stellen dat de rol van een consulair rechter in handelszaken op die manier trouw blijft aan het basisprincipe uit de middeleeuwen: een handelsgeschil snel, goedkoop en efficiënt beslechten samen met je gelijken, zoals dat destijds al gebeurde bij de gilden.

Hoe dan ook buigt de consulaire rechter zich al lang niet meer alleen over een geschil. De wetgever bouwde door de jaren heen meer en meer ondersteuning in door hen te laten bijstaan door griffiers, referendarissen, beroepsmagistraten en curatoren.

Werkterrein in beweging

Ook vandaag staat het werkterrein van de rechters in handelszaken zeker niet stil, integendeel. De hertekening van het gerechtelijk landschap vertaalt zich ook in hun domein: in handelszaken moet het net zo goed mogelijk zijn om meer specialisatie mogelijk te maken, bijvoorbeeld over meerdere afdelingen  heen. Wat goed werkt, moet ook systematischer gedeeld worden over het hele land.

Rechters van handelszaken moeten zich ook over meer zaken kunnen buigen. Nu kunnen niet alle economische actoren terecht bij de rechtbank van koophandel. Met de uitbreiding van het begrip ‘onderneming’ zullen ook mensen met een vrij beroep, landbouwers of ondernemingen in de vorm van een vzw bij de rechtbank van koophandel terecht kunnen. Die hervorming van het ondernemingsrecht maakt deel uit van het Justitieplan van minister Geens.

 

 

Meer informatie