Het Grondwettelijk Hof heeft de nieuwe wet op dataretentie grotendeels intact gelaten. Die wet bepaalt wanneer en in welke mate operatoren digitale informatie en telefoongegevens van burgers mogen bijhouden, zodat autoriteiten ze, in bepaalde gevallen, kunnen opvragen. Enkele organisaties vinden dat de wet te ver gaat en tekenden beroep aan bij het Grondwettelijk Hof. Het Hof volgt die kritiek niét. Het luik dat nuttig is voor veiligheidsdiensten blijft overeind.
Wie belt met wie, wanneer, hoe lang, naar welke sites wordt er gesurft, wie sms’t met wie, en ga zo maar door. Die zogenoemde metadata willen speurders vaak kennen om zware misdaaddossiers rond bijvoorbeeld drugshandel en terroristische aanslagen op te lossen. Daarvoor doen ze een beroep op onder meer de telecomoperatoren. De zogenoemde wet op dataretentie wil hen verplichten bepaalde gegevens tijdelijk bij te houden, zodat politie en parket ze kunnen opvragen en analyseren.
Hobbelig parcours
Het dossier heeft een lange voorgeschiedenis. Het Grondwettelijk Hof vernietigde in 2016 al een gelijkaardige wet, omdat die de fundamentele rechten, onder meer op privacy, te veel schond. In 2022 werd daarom een nieuwe, zeg maar verbeterde, wet geschreven. Maar opnieuw botste die wet op verzet van enkele mensenrechtenorganisaties en andere professionele organisaties. Zij stapten naar het Grondwettelijk Hof met de vraag de wet te vernietigen.
Ondertussen is er een uitspraak, het ‘Arrest Dataretentie’. En wat blijkt? Het Hof volgt de verzoekers niet en keurt de meeste aspecten van de wet deze keer wel goed.
Privacy gewaarborgd
Eén van de aspecten die al zijn goedgekeurd, is de gedifferentieerde dataretentie. Dat is de gerichte bewaring van gegevens binnen bepaalde geografische zones. In de nieuwe wet heeft de overheid het land ingedeeld in een aantal zones waarin data kunnen worden bewaard, in het geval van onder meer zware misdaad of bij een verhoogd dreigingsniveau. Dat heeft het Hof nu aanvaard. In tegenstelling tot de vorige wet, die het hele grondgebied van België als één geheel beschouwde.
Ook met het verplicht bijhouden van identificatiegegevens hadden de tegenstanders van de wet een probleem. Toch oordeelt het Hof dat ook die verplichting met voldoende beperkingen samengaat: de wetgever heeft duidelijk opgelijst welke identificatiegegevens operatoren mogen bijgehouden en welke autoriteiten eventueel toegang kunnen krijgen tot die gegevens.
Het Grondwettelijk Hof geeft verder groen licht op het vlak van versleuteling. Chatberichten bijvoorbeeld worden doorgaans versleuteld om de cyberveiligheid te verhogen en de privacy van de gebruikers te waarborgen. Maar volgens de wet van 2022 mogen speurders in uitzonderlijke gevallen aan operatoren vragen de versleuteling op te heffen, om zo verdachten te kunnen identificeren. Die uitzonderingen zijn volgens het Hof beperkt genoeg, waardoor het recht op privacy niet geschonden wordt.
Wachten op Europees Hof
Het Hof stelt tot slot nog enkele prejudiciële vragen aan bij het Europees Hof van Justitie omdat er over bepaalde aspecten geen eerdere rechtspraak voorhanden is. Over de verplichting voor operatoren om dataverkeer te bewaren, bijvoorbeeld, om te kunnen optreden tegen fraude en kwaadwillig gebruik van het netwerk. Ook over de criteria voor de bewaring van locatiegegevens, stelt het Hof een vraag. Het is nu afwachten wat het advies zal zijn. Maar de onderdelen die voor speurders interessant zijn, hebben de test dus doorstaan.