OP DEZE PAGINA
De in- en uitstroom van strafzaken op de correctionele parketten bij de rechtbanken van eerste aanleg zijn tussen 2011 en 2020 met respectievelijk 13% en 18% gedaald. De coronapandemie heeft in 2020 een impact gehad op de aard van de instroom en op de afsluitende beslissingen (uitstroom). Op het niveau van jeugdparketten is het aantal geregistreerde jeugdbeschermingszaken tussen 2011 en 2020 met 2% gestegen.
Inleiding
De bijdrage van het Openbaar Ministerie presenteert voor de periode 2011 tot en met 2020 cijfers met betrekking tot1:
- de opsporing en vervolging van strafzaken door de correctionele parketten bij de rechtbanken van eerste aanleg;
- de instroom van jeugdbeschermingszaken op de jeugdparketten bij de rechtbanken van eerste aanleg.
Deze bijdrage geeft de voornaamste tendensen weer van de voorbije 10 jaar. Speciale aandacht gaat daarbij naar de invloed van de COVID-19-pandemie op de cijfers van 2020.
Met het oog op een correcte interpretatie en contextualisering van de hier gepresenteerde statistische gegevens, willen we meteen een belangrijke kanttekening plaatsen. De essentie van deze cijfergegevens is nl. het verschaffen van een objectief en betrouwbaar beeld van enerzijds de instroom, uitstroom en stock van strafzaken op de correctionele parketten en anderzijds de instroom van de jeugdbeschermingszaken op de jeugdparketten. Het voorliggende cijfermateriaal geeft dus het aantal zaken geregistreerd door de parketten weer, maar kan geenszins beschouwd worden als een precieze indicator van de werkelijk gepleegde (jeugd)criminaliteit of van de bestaande verontrustende situaties. Voor meer gedetailleerde cijfergegevens verwijzen we naar de jaarstatistieken op de website van het Openbaar Ministerie (www.om-mp.be/stat).
Correctionele parketten
De in- en uitstroom van strafzaken op de correctionele parketten bij de rechtbanken van eerste aanleg zijn tussen 2011 en 2020 met respectievelijk 13% en 18% gedaald. De coronapandemie en de lange lockdownperiodes in ons land hebben in 2020 een impact gehad op de aard van de instroom en op de afsluitende beslissingen (uitstroom). Hoewel de instroom in de periode 2011-2017 een daling van 26% kende, is de instroom tussen 2018 en 2020 met 17% gestegen. Wat betreft de instroom naargelang de voornaamste tenlastelegging, kan er een vermindering van het aantal zaken met betrekking tot eigendomsdelicten (-38% tussen 2011 en 2020 en -7% tussen 2019 en 2020) worden waargenomen. Het aantal zaken betreffende persoonsdelicten is eveneens gedaald (-17% tussen 2011 en 2020 en -7% tussen 2019 en 2020). De stock van de hangende zaken op het einde van het jaar is tussen 2019 en 2020 met 22% gestegen. Wat betreft de beslissingen die door de correctionele parketten werden genomen, stellen we een daling vast van de zondergevolgstellingen (-31% in vergelijking met 2011 en -5% tegenover 2019). Het aantal opsporingsonderzoeken dat via een rechtstreekse dagvaarding is afgesloten, is daarentegen gestegen (+47% tegenover 2011 en +58% tegenover 2019). Tot slot vestigen we de aandacht op het feit dat zaken afgesloten via een pretoriaanse probatie2 (+210% tegenover 2011, +17% tegenover 2019) en een betaalde minnelijke schikking (+845% tegenover 2011 en +224% tegenover 2019) aanzienlijk zijn toegenomen.
1 Het correctioneel parket van Eupen registreert pas sinds februari 2019 zijn dossiers in MaCH. Daarom zijn de absolute aantallen in de tekst en in de grafieken inclusief de gegevens van Eupen - conform de gegevens op de website (https://www.om-mp.be/stat). De tendensen/percentages in de tekst en in de grafieken zijn daarentegen exclusief de gegevens van Eupen.
2 De pretoriaanse probatie is een alternatief voor een gevangenisstraf die door de rechter kan worden opgelegd als middel om een hoofdstraf (meestal gevangenisstraf) ten uitvoer te leggen. Er komt geen strafvervolging als de overtreder aan de voorwaarden van de proeftijd voldoet.
Instroom, uitstroom en stock
De COVID-19-crisis die begin 2020 is uitgebroken had een aanzienlijke impact op de werkzaamheden van de correctionele parketten. Hoewel de instroom van de niet-coronadossiers tussen 2019 en 2020 met 9% daalde, zorgde het grote aantal coronazaken voor een stijging van de globale instroom met 12% ten aanzien van 2019.
De uitstroom van de niet-coronadossiers daalde met 9% tussen 2019 en 2020, terwijl de globale uitstroom - met inbegrip van de coronazaken - met 6% steeg.
Tot slot waren er eind 2020 22% meer hangende zaken (stock) op de correctionele parketten dan eind 2019. Deze sterke stijging is vooral toe te schrijven aan het grote aantal COVID-19-zaken dat in de laatste maanden van 2020 op de parketten is binnengestroomd en waarin er in 2021 nog een oriënterende beslissing moet worden genomen.
Type tenlastelegging
Zoals verwacht had de meest markante stijging voor de periode 2019-2020 betrekking op zaken betreffende volksgezondheid die met 12 werden vermenigvuldigd. Naast deze eerste vaststelling lijkt de coronapandemie - met zijn lange lockdownperiodes - een impact te hebben op de evolutie van andere tenlasteleggingsgroepen. Tussen 2019 en 2020 kan er immers een daling van het aantal zaken betreffende diefstal en afpersing worden vastgesteld, vooral wat betreft de zaken met betrekking tot gewone diefstallen, de winkeldiefstallen, de gauwdiefstallen, de diefstallen in en van voertuigen, de diefstallen met geweld of bedreigingen en de diefstallen in woningen. Dossiers met betrekking tot bezit van verdovende middelen (-14%), invoer en uitvoer van verdovende middelen (-30%) en doping (-36%) zijn eveneens tijdens deze periode afgenomen, wat waarschijnlijk niet alleen toe te schrijven is aan de annulering van concerten, festivals, sportcompetities en de sluiting van de grenzen, maar eveneens aan de lockdown waarmee de bevolking in 2020 geconfronteerd werd. Tot slot zijn de dossiers inzake de staat van faillissement met 29% gedaald, wat wellicht in verband gebracht moet worden met de toepassing van omzendbrief COL 08/2020 van het College van Procureurs-generaal inzake de dagvaardingen in faillissement tijdens de coronacrisis.
Daarnaast stellen we tussen 2019 en 2020 een forse stijging vast bij het aantal zaken met betrekking tot informaticafraude (+32%) en heling en witwassen (+54%). De dossiers inzake kinderpornografie (+95%) zijn eveneens sterk toegenomen. In dezelfde periode zien we daarentegen een daling van het aantal zaken met betrekking tot openbare orde en openbare veiligheid (-22%). Dit is vooral te wijten is aan het feit dat er in 2020 geen dossiers inzake de kieswet binnenkwamen aangezien er in 2020 in België geen verkiezingen georganiseerd werden.
De evolutie van de instroom vertoont tijdens de periode 2011-2020 opmerkelijke verschillen naargelang de voornaamste tenlastelegging in de zaak. Hoewel de zaken met betrekking tot eigendomsdelicten tussen 2011 en 2020 (-38%) afgenomen zijn, zijn dossiers met betrekking tot informaticafraude (+116%) aanzienlijk gestegen. Deze tendens kan verband houden met de stijgende digitalisering van de samenleving en de toename van de middelen die worden ingezet om dergelijke misdrijven op te sporen en te vervolgen.
De daling van de zaken betreffende persoonsdelicten is minder uitgesproken (-17% tussen 2011 en 2020 en -7% tussen 2019 en 2020). In deze groep is het aantal dossiers inzake slagen en verwondingen verminderd (-20% tussen 2011 en 2020 en -7% tussen 2019 en 2020) en is het aantal dossiers met betrekking tot ontucht en seksuele uitbuiting gestegen (+68% tussen 2011 en 2020 en +34% tussen 2019 en 2020).
De zaken betreffende diefstal en afpersing (-56%), openbare orde en openbare veiligheid (-30%), verdovende middelen en doping (-7%) en financiële zaken in het algemeen (-66%) maken deel uit van de andere tenlasteleggingsgroepen waar er tussen 2011 en 2020 een daling is opgetekend.
Naast zaken met betrekking tot informaticafraude wordt er eveneens een opmerkelijke stijging tijdens de afgelopen 10 jaar bij andere tenlasteleggingsgroepen waargenomen: het gaat om de aan de coronacrisis gerelateerde dossiers betreffende volksgezondheid, zaken met betrekking tot heling en witwassen (+81%) en ontucht en seksuele uitbuiting (+68%).
Type beslissing
Tussen 2019 en 2020 is het aantal zaken dat werd afgesloten door de correctionele parketten met 6% gestegen, vnl. door de evolutie van het aantal zaken afgesloten via een betaalde minnelijke schikking (+224%) en een rechtstreekse dagvaarding (+58%). Deze stijging kan verklaard worden door de in de omzendbrief COL 06/2020 vermelde geldelijke sancties die kunnen worden opgelegd wanneer de maatregelen om de verdere verspreiding van het coronavirus in te dijken niet worden nageleefd.
Zoals er reeds de afgelopen jaren werd vastgesteld, hebben de zondergevolgstellingen een doorslaggevende impact op de uitstroom. Uit de vergelijking tussen het aantal zondergevolgstellingen van 2020 en 2011 kan er een daling met 31% op nationaal niveau worden vastgesteld (-32% voor de zondergevolgstellingen om technische redenen en -28% voor de zondergevolgstellingen omwille van opportuniteitsredenen).
Het aantal zaken dat door een rechtstreekse dagvaarding voor de correctionele rechtbank werd afgesloten, is tussen 2011 en 2020 met 47% gestegen.
Als we kijken naar de evolutie van de alternatieve maatregelen op tien jaar tijd (2011-2020) worden eveneens opmerkelijke stijgingen vastgesteld. Het gaat in het bijzonder om zaken afgesloten via een betaalde minnelijke schikkingen (+845%) en met een pretoriaanse probatie (+210%). In diezelfde periode is het aantal zaken afgesloten via een gelukte bemiddeling of maatregel stabiel gebleven (-2% tussen 2011 en 2020). Ondanks de stijging van het aantal zaken afgesloten door een rechtstreekse dagvaarding (+47%) stellen we toch een verschuiving vast van de klassieke vormen van strafvervolging naar een meer intensieve uitstroom via alternatieve afhandelingsmogelijkheden.
De gevolgverleningsgraad die een indicatie geeft van de mate waarin het Openbaar Ministerie aan zaken een gevolg heeft gegeven, wordt berekend door het aantal vervolgingen (rechtstreekse dagvaarding en de vaststelling voor de regeling van de rechtspleging door de raadkamer) en alternatieve maatregelen (voornamelijk pretoriaanse probatie, administratieve sanctie, betaalde minnelijke schikking en gelukte bemiddeling en maatregel) in verhouding te brengen tot het totaal van de vervolgbare zaken (d.w.z. de som van het aantal zondergevolgstellingen met opportuniteitsmotief, alternatieve maatregelen en vervolgingen). Uit de grafiek kan er worden afgeleid dat de gevolgverleningsgraad van de correctionele parketten tussen 2011 en 2020 gestegen is van 29% naar 52%.
Jeugdparketten
In dit luik geven we - opnieuw voor de periode 2011 t.e.m. 2020 - een overzicht van de omvang en aard van de instroom3 van de jeugdbeschermingszaken op de parketten4 bij de rechtbanken van eerste aanleg5. De jeugdbeschermingszaken, die door de jeugdparketten worden aangemaakt voor kinderen en jongeren onder de 18 jaar, omvatten zowel de als misdrijf omschreven feiten (MOF) als de verontrustende situaties (VOS).
Bij een VOS-zaak worden er op zich geen feiten ten laste gelegd aan de minderjarige, maar opent het jeugdparket een dossier omdat het verontrustende informatie ontvangt over de situatie van de minderjarige of zijn/haar gezin. Het kan hier bijvoorbeeld gaan om verwaarlozing, mishandeling, misbruik, weglopers en spijbelaars.
Jeugdbeschermingszaken: evolutie 2011-2020
Het aantal jeugdbeschermingszaken dat werd geregistreerd op de jeugdparketten tussen 2011 en 2020 is gestegen met 2%, van 157.555 zaken in 2011 naar 161.450 zaken in 2020. In vergelijking met 2019 (161.560) is de instroom in 2020 stabiel gebleven.
De evolutie van de instroom van de jeugdbeschermingszaken, uitgesplitst naar MOF- en VOS-zaken6, wordt in de grafiek hierboven weergegeven. Daaruit blijkt dat de lichte stijging van de jeugdbeschermingszaken in de afgelopen 10 jaar het gevolg is van een toegenomen instroom van VOS-zaken (+17%): van 78.006 zaken in 2011 naar 91.402 zaken in 2020. Niettemin noteren we in 2020 een opvallende daling van de VOS-zaken (-8%) ten opzichte van 2019 (99.392 zaken).
De instroom van de MOF-zaken is de voorbije 10 jaar met 12% afgenomen, van 79.549 zaken in 2011 naar 70.048 zaken in 2020. Vergeleken met 2019 is het aantal MOF-zaken in 2020 evenwel gestegen met 13%. Deze stijging is voornamelijk toe te schrijven aan de forse instroom van zaken in relatie tot COVID-19.
3 Het betreft hier enkel de nieuw binnengekomen jeugdbeschermingszaken.
4 De gegevens van het jeugdparket van Eupen worden niet meegeteld. Het jeugdparket Eupen registreert bij gebrek aan een Duitstalige versie niet in de business-applicatie van de jeugdparketten (PJG).
5 De statistisch analisten van het Openbaar Ministerie zullen de beslissingen die de jeugdparketten in deze zaken nemen pas in een latere fase analyseren.
6 Wanneer we het hebben over een ‘zaak’, bedoelen we hiermee systematisch ‘één minderjarige onder één type van de zaak (MOF of VOS) onder één notitienummer’. Indien éénzelfde minderjarige zowel als MOF en VOS gekwalificeerd wordt onder eenzelfde notitienummer, wordt deze minderjarige éénmaal geteld als MOF en éénmaal als VOS. Eén notitienummer kan ook betrekking hebben op verschillende minderjarigen.
MOF-zaken
In wat volgt bespreken we de samenstelling van de instroom van de MOF-zaken die tijdens de periode 2011- 2020 binnenkwamen op de jeugdparketten en de mogelijke invloed van de COVID-19-pandemie op de aard van de zaken. De MOF-zaken die tussen 2011 en 2020 binnenstroomden hadden hoofdzakelijk betrekking op de volgende feiten7:
- eigendomsdelicten (41%), met o.a. diefstallen met geweld en afpersing, winkeldiefstal, vandalisme;
- persoonsdelicten (20%), met o.a. slagen en verwondingen, pesten;
- inbreuken tegen de openbare veiligheid en openbare orde (11%), met o.a. bedreigingen, wapenbezit, smaad, weerspannigheid;
- drugsdelicten (10%);
- openbare overlast en verkeersdelicten8 (7%), met o.a. nachtlawaai, dronkenschap, wildplassen;
- inbreuken tegen de familie en publieke moraal (5%) met o.a. aanranding, sexting, verspreiden van naaktbeelden;
- inbreuken tegen de volksgezondheid (3%), met o.a. COVID-19-zaken.
Het aandeel van deze tenlasteleggingsgroepen wordt per jaar weergegeven in de volgende grafiek. We stellen vast dat tussen 2011 en 2020 het aandeel van deze groepen gewijzigd is: het aandeel van zaken met betrekking tot eigendomsdelicten en persoonsdelicten is de afgelopen 10 jaar afgenomen terwijl we bij dossiers inzake drugsdelicten, inbreuken tegen familie en publieke moraal en volksgezondheid een toename vaststellen. Onnodig te zeggen dat de opvallende toename van het aandeel van zaken betreffende volksgezondheid in 2020 toe te schrijven is aan de plotse instroom van COVID-19-dossiers. Tot slot is het aandeel van de zaken die betrekking hebben op de openbare veiligheid & openbare orde en inbreuken tegen openbare overlast en verkeer stabiel gebleven.
7 Een overzicht van de verschillende tenlasteleggingsgroepen en de inbreuken die zij omvatten, vindt u op de website van de jaarstatistieken van de jeugdparketten (https://www.om-mp.be/stat) in de rubriek 'achtergrondinformatie'.
8 Deze tenlasteleggingsgroep staat in de jaarstatistiek vermeld onder de naam ‘materie politieparketten’.
In de volgende grafiek tonen we de evolutie van de meest voorkomende tenlasteleggingsgroepen voor de periode 2011-2020 in absolute aantallen. Vervolgens bespreken we deze tenlasteleggingsgroepen in afnemende volgorde van grootte.
De dossiers inzake eigendomsdelicten zijn de afgelopen 10 jaar met meer dan de helft gedaald (- 55%). Toch vormen ze in 2020 nog steeds de grootste groep binnen de MOF-zaken. De globale afname van zaken betreffende eigendomsdelicten manifesteert zich, in aflopende volgorde, bij de drie subgroepen, nl. vernielingen, beschadigingen & brandstichting (- 64%), diefstal & afpersing (- 55%) en bedrog (- 21%). Ondanks de globale afname van deze laatste subgroep zien we hier niettemin een forse toename van dossiers inzake informaticabedrog (+ 57%, van 453 in 2011 naar 711 in 2020) en dossiers m.b.t. heling & witwas (+ 17%, van 438 in 2011 naar 514 in 2020).
Ten opzichte van 2019 zijn de zaken betreffende eigendomsdelicten in 2020 met 21% afgenomen. Deze daling situeert zich bij vooral bij de subgroepen diefstal & afpersing (- 24%) en vernielingen, beschadigingen & brandstichting (- 18%) terwijl de subgroep bedrog stabiel gebleven is (- 1%).
Een vijfde van de MOF-zaken betreft persoonsdelicten. Tussen 2011 en 2020 is het aantal zaken met betrekking tot persoonsdelicten gedaald met 25%, van 15.039 zaken in 2011 naar 11.266 zaken in 2020. De meest voorkomende dossiers, nl. de opzettelijke slagen & verwondingen, zijn gedaald met 34% (van 12.952 zaken in 2011 naar 8.510 zaken in 2020) terwijl de dossiers inzake belaging met 65% zijn toegenomen (van 1188 zaken in 2011 naar 1955 zaken in 2020).
De afname van zaken betreffende persoonsdelicten is vooral het resultaat van een opvallende daling tussen 2019 en 2020 (- 20%). Zowel de dossiers inzake opzettelijke slagen & verwondingen (- 21%) als de dossiers inzake belaging (- 19%) namen toen af.
De dossiers inzake inbreuken tegen de openbare veiligheid & openbare orde maken 11% uit van de MOF-zaken en zijn de laatste 10 jaar met 14% gedaald (van 8108 in 2011 naar 6989 in 2020). De meest voorkomende dossiers hier zijn zaken met betrekking tot bedreigingen, het wederrechtelijk dragen of onwettig bezitten van wapens en het onwettig verblijf. De globale afname is vooral het resultaat van een daling van het aantal zaken betreffende bedreigingen (- 21%).
Ten opzichte van 2019 was er in 2020 een daling van 16%. Deze daling stellen we vast bij de drie meest voorkomende dossiers, nl. onwettig verblijf (- 29%), bedreigingen (- 9%) en het wederrechtelijk dragen of onwettig bezitten van wapens (- 9%).
Een op de tien MOF-zaken betreft drugsdelicten. De voorbije 10 jaren zijn zaken naar aanleiding van drugsdelicten met 10% toegenomen, van 5659 zaken in 2011 naar 6243 zaken in 2020. Niettemin daalde tussen 2019 en 2020 het aantal zaken betreffende drugsdelicten met 10%. Zowel bij het drugsbezit (- 10%, van 5099 in 2019 naar 4567 in 2020) als bij het dealen van drugs (- 7%, van 1630 in 2019 naar 1519 in 2020) is er in 2020 een daling ten opzichte van 2019.
In 7% van de MOF-zaken gaat het om dossiers gelinkt aan overlast & verkeersovertredingen. Deze dossiers zijn tussen 2011 en 2020 met 16% gedaald, van 5220 in 2011 naar 4400 in 2020. Twee derde van die zaken had betrekking op allerlei vormen van overlast, zoals bijvoorbeeld nachtlawaai, vervuiling, dronkenschap, wildplassen. Daarnaast zijn er ook de verkeersovertredingen die door de politie aan het jeugdparket worden overgemaakt wanneer ze begaan werden door minderjarigen jonger dan 16 jaar.
Ten opzichte van 2019 (4741 zaken) is er in 2020 een daling van 7% van dossiers inzake inbreuken met betrekking tot openbare overlast en verkeer.
De dossiers met betrekking tot familie & publieke moraal maken 5% uit van de MOF-zaken maar zijn wel de afgelopen 10 jaar met 68% gestegen. De inbreuken die vallen onder familie en publieke moraal worden onderverdeeld in drie subgroepen: ontucht & seksuele uitbuiting (+ 476%), aanranding & verkrachting (+ 12%) en familiale sfeer (- 4%). Bij de subgroep ontucht & seksuele uitbuiting manifesteert de toename zich vooral bij dossiers met betrekking tot kinderpornografie (van 25 in 2011 naar 506 zaken in 2020), schunnige films, prenten, voorwerpen of boeken (van 6 zaken in 2011 naar 524 zaken in 2020) en voyeurisme (van 25 zaken in 2011 naar 323 zaken in 2020)9.
In vergelijking met 2019 zijn de inbreuken met betrekking tot familie & publieke moraal in 2020 gestegen met 11%. Deze toename is vooral toe te schrijven aan een stijging van de subgroep ontucht & seksuele uitbuiting (+ 29%) en in mindere mate aan de subgroep familiale sfeer (+ 20%). De subgroep aanranding & verkrachting is daarentegen stabiel gebleven (- 1%).
In de periode 2011-2020 maakten de inbreuken tegen de volksgezondheid slechts 3% uit van de MOF-zaken. Niettemin zien we bij deze groep de sterkste stijging: van 42 zaken in 2011, naar 53 zaken in 2019 tot 17.466 zaken in 2020. Deze opvallende toename is vooral het resultaat van de instroom van COVID-19-dossiers (17.251 zaken). Het gaat hier bijvoorbeeld over jongeren die het samenscholingsverbod, het uitgaansverbod, de mondmaskerplicht of de regels van social distancing overtreden.
Tot slot kijken we nog naar het geslacht en de leeftijd van minderjarigen betrokken in MOF-zaken. De verhouding jongens/meisjes bij de jongeren die in 2020 betrokken waren in een MOF-zaak bedraagt 81/19.10 Meisjes maken dus amper een vijfde uit van de minderjarigen betrokken in een MOF-zaak. Tien jaar geleden lag hun aandeel iets hoger (23%). Er is dus door de jaren heen een lichte afname van het aandeel van de meisjes betrokken in een MOF-zaak.
In 2020 vormen zaken met betrekking tot eigendomsdelicten bij jongens (26%) de meest voorkomende tenlasteleggingsgroep terwijl dit bij meisjes de inbreuken tegen de volksgezondheid zijn (29%). Bij jongens vormen deze laatste de tweede meest voorkomende groep (24%) terwijl dit bij meisjes de eigendomsdelicten zijn (24%). Verhoudingsgewijs zijn er bij meisjes meer zaken betreffende gewone diefstallen (o.m. winkeldiefstal) dan bij jongens
(resp. 16% vs. 9%) terwijl we bij jongens dan weer meer dossiers inzake zware diefstallen (o.m. woninginbraken) en diefstallen met geweld opmerken dan bij meisjes (resp. 4% vs. 2% en 5% vs. 1%). Ook stellen we vast dat jongens relatief meer betrokken zijn bij zaken met betrekking tot vernielingen, beschadigingen & brandstichting dan meisjes (5% vs. 2%). Bij meisjes zien we relatief meer dossiers inzake persoonsdelicten dan bij jongens (resp. 22% vs. 15%). Het grote verschil is vooral te wijten aan de inbreuken tegen de persoonlijke vrijheid (o.m. belaging en beledigingen), met 8% bij meisjes vs. 3% bij jongens. Daarnaast blijken inbreuken tegen de openbare veiligheid & openbare orde en zaken met betrekking tot drugs & doping meer voor te komen bij jongens dan bij meisjes (respectievelijk 10% vs. 7% en 10% vs. 6%). Inbreuken met betrekking tot familie & publieke moraal hebben bij de jongens een aandeel van 6% en bij de meisjes een aandeel van 4%.
Wat de leeftijd van de minderjarigen betreft op het moment dat ze een als misdrijf omschreven feit zouden begaan hebben, vormen de 16- tot 18-jarigen in 2020 de grootste groep (56%), gevolgd door de 14- tot 16-jarigen (31%). De 12- tot 14-jarigen waren betrokken in 9% van de MOF-zaken. In de periode 2011-2020 is enkel het aandeel van de 16- tot 18-jarigen toegenomen: van 48% in 2011 naar 56% in 2020. Het aandeel van de andere leeftijdsgroepen nam licht af.
In 2020 vinden we binnen de leeftijdsgroep 16- tot 18-jarigen vooral veel zaken met betrekking tot volksgezondheid (30%) terug maar ook veel drugsdelicten (12%) en inbreuken tegen de openbare veiligheid & openbare orde (11%). De 14- tot 16-jarigen zijn voornamelijk betrokken bij diefstal & afpersing (20,5%) terwijl de 12- tot 14-jarigen relatief gezien meer betrokken zijn bij persoonsdelicten (26%).
9 De stijging kan mogelijks verklaard worden door de wet van 1 februari 2016 tot wijziging van diverse bepalingen wat de aanranding van de eerbaarheid en het voyeurisme betreft. Het nieuwe artikel 371/1 Sw. stelt zowel het voyeurisme als het verspreiden van naaktbeelden strafbaar. Ook werd de omschrijving van art. 373 Sw. ‘aanranding van de eerbaarheid’ verruimd.
10 De percentages met betrekking tot het geslacht en de leeftijd van de minderjarigen zijn hier berekend zonder rekening te houden met de categorieën ‘vanaf 18 jaar’ en ‘onbekende/error’. Om deze reden zijn deze percentages niet identiek aan de percentages in de tabellen van de jaarstatistiek over het geslacht en de leeftijd.
VOS-zaken
Zoals reeds eerder vermeld, zijn de VOS-zaken de voorbije 10 jaren met 17% gestegen. Ten opzichte van 2019 was er een daling van 8%.
Bij de verontrustende situaties zijn er in 2020 - net zoals in 2011 - evenveel aanmeldingen voor jongens dan voor meisjes (50%).
Wat betreft de leeftijd van de minderjarigen betrokken in VOS-zaken, vormen in 2020 de 6- tot 12-jarigen de grootste groep (28%), meteen gevolgd door de leeftijdsgroep onder de 6 jaar (27%). De 16- tot 18-jarigen zijn betrokken in 18% van de VOS-zaken en de 14- tot 16-jarigen in 17% van de VOS-zaken. Het aandeel van de 12- tot 14-jarigen is het kleinst (11%).
In 2011 vormden de kinderen onder de 6 jaar (24%) en de 6- tot 12-jarigen de grootste groepen (24%), gevolgd door de 16- tot 18-jarigen (21%). De 14- tot 16-jarigen waren betrokken in 20% van de VOS-zaken en het aandeel van de 12- tot 14-jarigen was toen ook het kleinst (12%).
We stellen dus vast dat bij de VOS-zaken het aandeel van de jongere leeftijdsgroepen – kinderen onder de 12 jaar de voorbije 10 jaar is toegenomen.
Minderjarigen
Om een beter zicht te krijgen op het profiel van de minderjarigen waar de jeugdparketten mee geconfronteerd worden, hanteren we in wat volgt de teleenheid ‘(unieke) minderjarige’. Concreet houdt dit in dat elke individuele minderjarige vanaf nu slechts één keer geteld wordt per jaar en per parket, onafhankelijk van het aantal zaken waarin hij/ zij betrokken is.
Bij de toepassing van deze telregel onderscheiden we:
- de MOF-minderjarige (minstens in één MOF-zaak betrokken),
- de VOS-minderjarige (minstens in één VOS-zaak betrokken),
- de MOF- en VOS-minderjarige (minstens in één MOF-zaak én minstens in één VOS-zaak betrokken).
Onderstaande grafiek toont voor de periode 2011-2020 de evolutie van deze unieke minderjarigen.
MOF-minderjarigen
De 70.048 MOF-zaken die instroomden in 2020 hebben betrekking op 43.344 unieke MOF-minderjarigen. Ten opzichte van 2011 met 47.070 unieke MOF-minderjarigen zien we dat in 2020 het aantal MOF-minderjarigen met 8% gedaald is. Tussen 2019 en 2020 is er wel een stijging van 13%.
Als we kijken naar de verhouding jongens/meisjes stellen we vast dat in 2020 driekwart van de MOF-minderjarigen een jongen is en 25% een meisje. Ongeveer 84% van de MOF-minderjarigen heeft een leeftijd tussen de 14 en 18 jaar. In 53% van de jongens gaat het om de leeftijdscategorie van 16 tot 18 jaar, bij de meisjes gaat dit om 44%. Bij de meisjes zien we dan weer een groter aandeel van de 12- tot 14-jarigen en de 14- tot 16-jarigen in vergelijking met de jongens (respectievelijk 15% vs. 10% en 36% vs. 32%). Zowel bij de meisjes als bij de jongens nemen de kinderen onder 12 jaar 5% in. We stellen eveneens vast dat 74% van de unieke MOF-minderjarigen betrokken was in één MOF-zaak binnengekomen in hetzelfde kalenderjaar en parket. Minder dan 5% was betrokken in vijf of meer MOF-zaken binnengekomen in hetzelfde kalenderjaar en parket.
VOS-minderjarigen
In de 91.402 VOS-zaken binnengekomen tijdens 2020 werden er 61.198 unieke VOS-minderjarigen geregistreerd. Ten opzichte van 2011 met 52.231 unieke VOS-minderjarigen betekent dit een stijging van 17% in 2020 terwijl er een daling is van 6% in vergelijking met 2019.
In 2020 gaat het in 52% van de VOS-minderjarigen om een jongen en in 48% om een meisje. Ongeveer 60% van de VOS-minderjarigen is jonger dan 12 jaar. Zowel bij de meisjes als bij de jongens nemen de kinderen onder de 6 jaar 29% en de 6- tot 12-jarigen 31% in. Bij de meisjes zien we een iets groter aandeel bij de 12- tot 14-jarigen (13% vs. 11%) en bij 14-tot 16-jarigen (15% vs. 14%). Het aandeel van de jongens is dan weer veel groter bij de 16-tot 18-jarigen (16% vs. 12%). Driekwart van de unieke VOS-minderjarigen is betrokken in één VOS-zaak en slechts 3% is betrokken in vijf of meer VOS-zaken.
MOF- en VOS-minderjarigen
Van het totaal aantal unieke minderjarigen betrokken in jeugdbeschermingszaken binnengekomen in 2020 (98.665), is 6% betrokken in zowel minstens één MOF-zaak als minstens één VOS-zaak (5.877 minderjarigen). Tussen 2011 en 2020 is het aantal MOF- en VOS-minderjarigen gedaald met 13% en ten opzichte van 2019 is er een afname van 8%.
Omdat de MOF- en VOS-minderjarigen meegeteld worden bij de unieke MOF-minderjarigen en VOS-minderjarigen, kunnen we stellen dat van de 43.344 unieke MOF-minderjarigen in 2020 er 14% ook in een VOS-zaak waren betrokken. Binnen de 61.198 unieke VOS-minderjarigen was 10% ook betrokken in een MOF-zaak.
In 2020 heeft ongeveer 77% van deze unieke MOF- en VOS-minderjarigen een leeftijd van 14 tot 18 jaar. Bij deze unieke MOF- en VOS-minderjarigen gaat het in 68% om een jongen. Jongens situeren zich vaker in de leeftijdscategorieën onder de 12 jaar en van 16 tot 18 jaar dan meisjes (respectievelijk 8% vs. 7% en 41% vs. 34%), terwijl bij meisjes de 12- tot 14-jarigen en de 14- tot 16-jarigen een groter aandeel innemen dan bij de jongens (respectievelijk 18% vs. 14% en 40% vs. 37%). Tot slot merken we op dat iets minder dan de helft van de unieke MOF- en VOS-minderjarigen betrokken is in meerdere MOF-zaken in 2020, terwijl dit bij de unieke MOF-minderjarigen (ongeacht of deze ook in een VOS-zaak betrokken zijn) maar een kwart is.
Bekijk de beschikbare statistieken op de website van het OM.
Voor andere vragen over de statistieken:
- Stuur een e-mail naar sdaomp-press@just.fgov.be. Wees zo duidelijk mogelijk: type statistieken, referentieperiode, territoriale entiteit ...
- Identificeer u duidelijk: naam, voornaam, functie, betrokken persdienst, enz.
- Het is mogelijk dat het enkele dagen duurt voor u antwoord krijgt.