Wanneer beschermingsmaatregelen noodzakelijk blijken, maar de toestand van de persoon met een psychiatrische aandoening en de omstandigheden het toelaten, kan verpleging in een familiale omgeving of een instelling (vb. een woonzorgcentrum) toegestaan worden. 

De rechter geeft aan een bepaalde persoon of een instelling de opdracht om de persoon met een psychiatrische aandoening te bewaken en aan een arts om de persoon te behandelen.

Deze maatregel geldt voor een termijn van maximaal veertig dagen.

Door wie?

De verpleging in een gezin of een instelling kan worden aangevraagd door iedere belanghebbende

Hoe?

Aan de hand van een verzoekschrift

Naar welke rechter?

De rechter die het verzoek zal behandelen is de vrederechter van het arrondissement van de verblijfplaats van de persoon met een psychiatrische aandoening of, bij gebrek daaraan, zijn woonplaats of, bij gebrek daaraan, van de plaats waar de persoon met een psychiatrische aandoening zich bevindt. 

Vaststelling bezoek en zitting

Binnen vierentwintig uren na de indiening van het verzoekschrift bepaalt de rechter de dag en het uur van het bezoek aan de persoon voor wie een beschermingsmaatregel wordt gevraagd en van de zitting.

Wie kan de persoon bijstaan?

De persoon met een psychiatrische aandoening wordt bijgestaan door een advocaat. Bij gebrek aan een advocaat wordt van ambtswege een advocaat aangeduid.

De persoon met een psychiatrische aandoening kan zich daarnaast ook laten bijstaan door een arts-psychiater naar keuze. Indien de persoon de naam van een door zelf gekozen arts-psychiater niet heeft meegedeeld, kan de rechter er een aanwijzen.

Wie wordt gehoord?

De rechter hoort de persoon met een psychiatrische aandoening, de verzoeker, alsook alle andere personen die hij nodig acht te horen, in aanwezigheid van de advocaat van de persoon met een psychiatrische aandoening.

De rechter hoort, zo mogelijk:

  • de echtgenoot;
  • de wettelijk samenwonende of de persoon met wie de persoon met een psychiatrische aandoening een feitelijk gezin vormt;
  • de bloedverwanten tot de tweede graad;
  • de personen die belast zijn met de dagelijkse zorg van de persoon met een psychiatrische aandoening of hem begeleiden;
  • als de persoon met een psychiatrische aandoening het ouderlijk gezag heeft over de persoon van een kind: de andere ouder en, indien van toepassing, degene aan wie het minderjarige kind is toevertrouwd. 

Als de persoon met een psychiatrische aandoening minderjarig is, hoort de rechter zo mogelijk de wettelijke vertegenwoordigers.

De rechter kan ambtshalve of op verzoek van de persoon met een psychiatrische aandoening, daarvan gedeeltelijk of volledig afwijken indien ernstige omstandigheden dat rechtvaardigen.
De rechter verzamelt daarnaast alle nuttige inlichtingen van medische of sociale aard.

Wanneer beslist de rechter?

De rechter beslist ten laatste binnen tien dagen na de indiening van het verzoekschrift.

Wie wordt geïnformeerd?

De griffier geeft aan de partijen bij gerechtsbrief kennis van het vonnis, alsmede van de rechtsmiddelen waarover zij beschikken.

De griffier zendt een niet-ondertekend afschrift van het vonnis aan: 

  • de raadslieden;
  • de procureur des Konings; 
  • indien van toepassing: aan de wettelijke vertegenwoordiger, de bewindvoerder, de door de persoon met een psychiatrische aandoening gekozen arts-psychiater, en de vertrouwenspersoon van de persoon met een psychiatrische aandoening.

De griffier geeft, in voorkomend geval, kennis van het beschikkend gedeelte van het vonnis aan de nabije omgeving:

  • de echtgenoot;
  • de wettelijk samenwonende en de persoon met wie de persoon met een psychiatrische aandoening een feitelijk gezin vormt; 
  • als de persoon met een psychiatrische aandoening het ouderlijk gezag heeft over de persoon van een kind: aan de andere ouder en, indien van toepassing, aan de persoon aan wie het minderjarig kind is toevertrouwd.

De rechter kan ambtshalve of op verzoek van de persoon met een psychiatrische aandoening, van de kennisgeving van het beschikkend gedeelte van het vonnis, gedeeltelijk of volledig afwijken indien ernstige omstandigheden dat rechtvaardigen.
 

Indien de toestand van de persoon het vereist, kan de rechter verlenging van de verpleging in het gezin of de instelling vaststellen. Deze verlenging mag maximaal één jaar duren.

De behandelende arts ontvangt of bezoekt de persoon met een psychiatrische aandoening op geregelde tijdstippen, verstrekt hem of haar en de persoon die opdracht heeft de beschermde persoon te bewaken, alle nuttige raadgevingen en instructies, en zendt ten minste een keer in het jaar aan de rechter een verslag waarin hij verklaart de vereiste verzorging te hebben verstrekt en waarin hij advies geeft over de noodzaak de beschermingsmaatregel al dan niet te handhaven.

De rechter bezoekt de persoon met een psychiatrische aandoening ten minste een keer in het jaar.

De verpleging in een familiale omgeving of een instelling of de verlenging ervan kan herzien of opgeheven worden na overlegging van een geneeskundige verklaring waarin bevestigd wordt dat die opheffing wenselijk is.

Indien de rechter van oordeel is dat de verpleging in een familiale omgeving of een instelling niet langer geschikt is, kan hij, na het advies van de behandelende arts te hebben ingewonnen of na dat advies gekregen te hebben, de maatregel wijzigen, een beschermende observatiemaatregel bevelen, of een vrijwillige behandeling onder voorwaarden toestaan.