Artikel 24 van de wet van 18 juli 2017 voorziet dat « De Koning organiseert, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, een minnelijke, facultatieve en kosteloze bemiddelingsprocedure in het kader van de toepassing van deze wet, die door elk slachtoffer of elke rechthebbende kan gevoerd worden, los van elke aansprakelijkheidsvordering. »
Deze procedure maakt het voorwerp uit van het Koninklijk Besluit van 22 april 2019 alsmede van het Ministerieel Besluit van 28 november 2019 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het bemiddelingsorgaan.
Het bemiddelingsorgaan is bevoegd om:
- klachten te onderzoeken in verband met:
- de toekenning van het statuut van nationale solidariteit en van het herstelpensioen;
- de uitbetaling van het herstelpensioen;
- de terugbetaling van medische zorgen;
- het bemiddelen bij de klachten bedoeld in 1° met het oog op het bereiken van een oplossing;
- het inlichten van de slachtoffers en rechthebbenden inzake de mogelijkheden voor de afhandeling van hun klacht bij gebrek aan een in 2° bedoelde oplossing;
- het verstrekken van informatie over de organisatie, de werking en de procedureregels van de bemiddelingsorgaan;
- het formuleren van aanbevelingen ter voorkoming van herhaling van tekortkomingen die aanleiding kunnen geven tot een in artikel 3 bedoelde klacht.
Opgepast: de indiening van een klacht bij het bemiddelingsorgaan schorst de beroepstermijnen niet, inzonderheid deze waarin is voorzien in de artikelen 25 en 29 van de wet van 18 juli 2017 of deze waarin is voorzien in de gecoördineerde wetten op de Raad van State.
Deze bepalingen houden strikte termijnen in voor de uitoefening van een beroep teneinde de vernietiging of de herziening van de betwiste rechtshandeling te bekomen.
Het bemiddelingsorgaan heeft niet de bevoegdheid om de betwiste rechtshandeling te vernietigen of te herzien.