De Leuvense centrale gevangenis is sinds 1860 een van de weinige Belgische inrichtingen waar een uitsluitend gesloten regime heerst dat aangepast is aan een langdurig verblijf. De gevangenis is bedoeld voor strafuitvoering.

Geschiedenis

De centrale gevangenis van Leuven werd gebouwd in functie van de plannen van de toenmalige inspecteur-generaal van het gevangeniswezen, Edouard Ducpétiaux. Hij voorzag in 1830 in het centrum van het land een grote cellulaire gevangenis, bestemd voor mannelijke gedetineerden die een lange straf moesten uitzitten.

De gevangenis werd op 1 oktober 1860 in gebruik genomen. Tussen WO I en II werden de werkhuizen bijgebouwd. In 1976 lag een grote werkstaking van de gedetineerden, gevolgd door een staking van het bewakingspersoneel, aan de basis van een grote omwenteling in het regime. In het nieuwe regime legde de gevangenis de nadruk op een zinvolle vrijetijdsbesteding van gedetineerden en op de geleidelijke invoering van een opendeurregime. Sinds 9 juli 1996 is de centrale gevangenis van Leuven beschermd als monument.

Regime

In de centrale Leuvense gevangenis verblijven 350 definitief veroordeelde gedetineerden met een straftotaal van minstens vijf jaar. Er heerst een gedifferentieerd gemeenschapsregime dat aan de gedetineerden toelaat om een groot deel van hun tijd in groep door te brengen.

Infrastructuur

De gevangenis is gebouwd op een oppervlakte van ongeveer vier hectaren. Deze gevangenis is een klassieke Ducpétiaux-gevangenis: een gevangenis in stervorm met twee grote en vier kleine vleugels. Alle cellen zijn monocellen, met uitzondering van één quattrocel waarin vier gedetineerden kunnen verblijven.

Tussen de vleugels bevinden zich twee wandelkoeren en een grote sportkoer. De inrichting telt bovendien verschillende werkhuizen, een theaterzaal, een fitness- en cardioruimte, diverse klaslokalen en in elke vleugel enkele recreatiezalen.

Werkplaatsen

De gevangenis beschikt over een schrijnwerkerij, boekbinderij en diverse werkhuizen voor stukwerk. De technische ploeg, die instaat voor het onderhoud van de gebouwen, kan gedetineerden tewerkstellen voor werken als schilderen, metselen en allerhande herstellingen (bijvoorbeeld elektriciteit en verwarming). Daarnaast kunnen de gedetineerden werken in de huishoudelijke diensten, zoals de bibliotheek, de keuken, de wasserij, de kantine van het personeel of als ‘diender’ op de vleugel.