Europese procedure voor geringe vorderingen

Sinds 1 januari 2021 is de volgende verordening niet langer van toepassing:

  • Verordening van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen die voorziet in een specifieke Europese procedure voor de invordering van geldschulden (ten belope van maximaal 5000 euro) in het kader van grensoverschrijdende zaken binnen de EU, als alternatief voor de bestaande nationale procedures.
  • Aangezien de overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie ter zake geen bepalingen bevat, zullen de klassieke gerechtelijke procedures voor de invordering van geldschulden dus van toepassing zijn in die zaken. Zodoende zullen de geldschulden waarvan het bedrag niet hoger is dan 1 860 euro kunnen worden ingevorderd via de ‘summiere rechtspleging om betaling te bevelen’ (artt. 1338 tot 1344 van het Gerechtelijk Wetboek).
  • Voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van de nationale rechterlijke beslissingen die op die basis worden verkregen, klik hier.

Voorts zal de buitengerechtelijke procedure voor de invordering van onbetwiste geldschulden (artt. 1394/20 tot 1394/27 Ger.W.) geen toepassing meer kunnen vinden in grensoverschrijdende geschillen wanneer de schuldeiser of schuldenaar enkel is ingeschreven in de ondernemingsdatabank van het Verenigd Koninkrijk en niet in die van een andere EU-lidstaat (zie artt. 1394/20, 2°, Ger.W.).

Europese betalingsbevelprocedure

Sinds 1 januari 2021 is de volgende verordening niet langer van toepassing:

  • Verordening van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure die voorziet in een specifieke Europese procedure voor de invordering van onbetwiste geldschulden in het kader van grensoverschrijdende zaken binnen de EU, als alternatief voor de bestaande nationale procedures.

Aangezien de overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie ter zake geen bepalingen bevat, zullen de klassieke gerechtelijke procedures voor de invordering van geldschulden dus van toepassing zijn in die zaken.

  • Zodoende zullen de geldschulden waarvan het bedrag niet hoger is dan 1 860 euro kunnen worden ingevorderd via de ‘summiere rechtspleging om betaling te bevelen’ (artt. 1338 tot 1344 van het Gerechtelijk Wetboek).
  • Voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van de nationale rechterlijke beslissingen die op die basis worden verkregen, klik hier.

Voorts zal de buitengerechtelijke procedure voor de invordering van onbetwiste geldschulden (artt. 1394/20 tot 1394/27 Ger.W.) geen toepassing meer kunnen vinden in grensoverschrijdende geschillen wanneer de schuldeiser of schuldenaar enkel is ingeschreven in de ondernemingsdatabank van het Verenigd Koninkrijk en niet in die van een andere EU-lidstaat (zie artt. 1394/20, 2°, Ger.W.).