In het kader van een internationale overeenkomst

Deze statistieken hebben betrekking op dossiers die werden geopend met het oog op de toepassing van het Verdrag van ’s-Gravenhage van 25/10/1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, dat voor de landen van de Europese Unie – met uitzondering van Denemarken – is aangevuld met EG-Verordening 2201/2003 van 27/11/2003 (Brussel II bis).

Deze dossiers hebben betrekking op verzoeken tot terugkeer van een kind na een ongeoorloofde grensoverschrijdende overbrenging of op verzoeken tot uitoefening van grensoverschrijdend bezoekrecht.

1. In 2014 heeft de Belgische centrale autoriteit 154 nieuwe dossiers geopend en behandeld.

In vergelijking met 2013 is dit een stijging.

2. In 2014 was België de verzoekende Staat in 73% van de gevallen.

De meest voorkomende landen bij verzoeken van België waren Frankrijk (37), Nederland (10), Duitsland (9), Marokko (9), en Turkije (4).

België was de aangezochte Staat in 27% van de gevallen.

De meest voorkomende landen bij verzoeken aan België waren Frankrijk (5), Polen (4), Portugal (4), het Verenigd Koninkrijk (4) en Duitsland (3).

3. Nog in 2014 heeft de Belgische centrale autoriteit 53 van de in 2014 geopende dossiers afgesloten, met de voornaamste redenen voor de afsluiting: 20 met vrijwillige terugkeer, 8 minnelijke schikkingen, en 6 met terugkeer als gevolg van een rechterlijke beslissing.

4. Nog 187 lopende dossiers eind 2014.

In het kader waar er geen internationale overeenkomst is

In samenwerking met de FOD Buitenlandse Zaken behandelt de FOD Justitie ook dossiers inzake kinderontvoering en grensoverschrijdend bezoekrecht in het kader van de Belgisch-Marokkaanse raadgevende commissie en de Belgisch-Tunesische raadgevende commissie.

In 2014 zijn 5 nieuwe dossiers geopend met Tunesië (met België als verzoekende Staat voor alle vijf).

2. In 2014 afgesloten dossiers: 1 met Marokko en 3 met Tunesië.

3. Nog 15 lopende dossiers eind 2014:

  • 8 met Marokko
  • 7 met Tunesië