De Raad van State besliste eerder dit jaar dat het wetsontwerp voor de ontslagregeling van uitvoerende bestuurders in beursgenoteerde bedrijven een aantal ongeoorloofde discriminaties inhield (zie het persbericht van Minister De Clerck op 4 februari 2009). Daarnaast wees het advies eveneens op een aantal risico’s van de voorgestelde tekst. Zo stelde de Raad van State dat het voorgestelde systeem van dwingende bepalingen “... op termijn heel het stelsel van vergoedingen voor ontslag of voor het verbreken van de overeenkomst [kan] duwen in een richting waarbij de vergoedingen die de hogere bedienden krijgen dichter aansluiten bij die welke forfaitair bij wet zijn vastgesteld voor de lagere bedienden en zodoende leiden tot een neerwaartse aanpassing van de opzeggingen van alle hogere bedienden, ongeacht of ze bedongen zijn tussen partijen, dan wel vallen onder de toetsing van de rechter en zelfs van de opzeggingen waarin overeenkomstig de wet wordt voorzien voor de lagere bedienden.”

Op basis van de discriminaties en op basis van (onder meer) het hierboven vermeld risico was het niet langer mogelijk om de ontwerptekst omtrent de begrenzing van beëindigingvergoedingen te behouden. Het is niettemin nog steeds de bedoeling van de Regering om de beëindigingvergoedingen van topmanagers te beperken tot een bedrag van maximaal 12 maanden vergoeding, zoals dit ook werd opgenomen in de nieuwe Belgische corporate governance code (zie hieronder).

Dit wil echter niet zeggen dat de Regering geen verdere initiatieven meer zal nemen. Momenteel liggen nog een aantal ontwerpteksten (waaronder een fiscaal-getinte tekst) voor advies bij de Raad van State. De verdere initiatieven die door de Regering zullen worden genomen zullen ook gedeeltelijk afhangen van het advies dat de Raad van State omtrent deze ontwerpteksten zal uitbrengen.

Bovendien wordt momenteel bekeken op welke wijze de overheid als aandeelhouder rechtstreeks kan interveniëren. Minister De Clerck heeft ook een rechtsvergelijkende studie opgevraagd om de evoluties in de ons omringende landen te bekijken en daarbij na te gaan welke oplossingen effectief het beoogde doel kunnen bereiken. Op basis hiervan zullen verdere stappen worden ondernomen om bovenmatige beëindigingvergoedingen aan banden te leggen.

Daarnaast zal de regering uiteraard ook het definitieve rapport van de Bankencommissie (dat volgende week verwacht wordt) aandachtig bestuderen en nagaan welke maatregelen door de Commissie worden voorgesteld en welke initiatieven op basis hiervan kunnen / moeten worden genomen.

Minister De Clerck wijst er verder op dat de bepalingen in de oorspronkelijke ontwerptekst omtrent deugdelijk bestuur de toets van de Raad van State hebben doorstaan. Deze bepalingen sturen voornamelijk aan op transparantie in de remuneratie van de top en op inspraak van de aandeelhouders. Via de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) moet al een en ander mogelijk zijn: het ontwerp bepaalt namelijk dat beursgenoteerde ondernemingen een remuneratiecomité in de schoot van hun Raad van Bestuur moeten oprichten, dat uit een meerderheid van onafhankelijke bestuurders bestaat. Dat remuneratiecomité is verantwoordelijk voor het opstellen van een remuneratieverslag, dat minstens een aantal specifieke gegevens moet bevatten. Zo bepaalt het ontwerp onder meer dat de contractuele bepalingen omtrent vertrekvergoedingen in het remuneratieverslag moeten worden bekendgemaakt. De aandeelhouders krijgen het recht apart te stemmen over het remuneratieverslag. Hierdoor worden de aandeelhouders bevoegd om het remuneratieverslag goed of af te keuren. Indien de Raad van Bestuur dit signaal van de aandeelhouders niet opvolgt, kan de AVA altijd de bestuurders ontslaan of de jaarrekening (waarin ook de verloning zit) afkeuren. Er blijft dus een stok achter de deur.

Daarnaast moeten de beursgenoteerde vennootschappen een code van deugdelijk bestuur aanduiden die zij zullen toepassen. Indien bepaalde elementen uit deze code niet worden toegepast, moet de vennootschap dergelijke afwijking motiveren. In het huidige voorstel wordt bepaald dat de Belgische corporate governance code als code van deugdelijk bestuur moet worden aangeduid. Deze code heeft specifieke bepalingen omtrent maximale beëindigingvergoedingen en waarbij eveneens wordt bepaald dat de beëindigingvergoedingen van topmanagers moeten worden beperkt tot een bedrag van maximaal 12 maanden vergoeding (met mogelijke beëindigingvergoedingen van 18 maanden in uitzonderlijke, vooraf bepaalde, situaties).