Huiszoeking – mensenhandel – bevoegdheid van de politierechter – gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs

Wanneer de vaststelling van mensenhandel (art. 433quinquies e.v. Strafwetboek) de toegang tot een bewoonde plaats zonder de toestemming van de bewoner vereist, is de aflevering van een huiszoekingsbevel door de onderzoeksrechter vereist.

De omstandigheid dat een gemeenrechtelijk misdrijf samen met een inbreuk op sociale wetten of andere bijzondere wetten die eveneens de tussenkomst van de politierechter voorzien, wordt gepleegd, impliceert niet dat de bevoegdheid van deze magistraat, die krachtens deze wetten bijzonder bevoegd wordt verklaard voor de misdrijven die zij voorzien, wordt uitgebreid tot de ermee samenhangende of ondeelbare gemeenrechtelijke misdrijven.

De onregelmatigheid dat een huiszoeking heeft plaatsgevonden met de machtiging van een rechter die daartoe door de wet niet bevoegd is verklaard, raakt de organisatie van de hoven en rechtbanken vanuit het oogpunt van de onderlinge verdeling van hun bevoegdheden. Zij is substantieel. De rechter kan niet weigeren haar te sanctioneren op grond van het motief dat geen enkele tekst haar met nietigheid bedreigt, dat het bewijs betrouwbaar blijft of dat het gebruik ervan het eerlijk karakter van het proces niet in het gedrang brengt.

AR P.12.1919.F