Cass. P.13.1856.N, 3 december 2013

De eiser werd als gevolg van de toepassing van de bijzondere opsporingsmethode infiltratie ertoe overtuigd vrijwillig naar België te komen. Bij zijn aankomst in België werd hij gearresteerd en werd hem een vroeger bevel tot aanhouding bij verstek betekend, waarop hij voor de onderzoeksrechter werd geleid. Deze laatste verleende dezelfde dag nog, na verhoor, een bevel tot aanhouding tegen de eiser, dat hem dezelfde dag werd betekend.

 

Het Hof oordeelt dat de bijzondere opsporingsmethode infiltratie mag gebruikt worden om de arrestatie van een verdachte mogelijk te maken of te vergemakkelijken. Dit is ook zo wanneer het een vreemdeling betreft die aldus wordt overtuigd vrijwillig een beschermd milieu in het buitenland te verlaten. Op eisers middel dat het hem betekende bevel tot aanhouding bij verstek vervallen was als gevolg van een later bevel tot aanhouding bij verstek, oordeelt het Hof dat dit geen belang heeft omdat het na verhoor verleende bevel tot aanhouding hem binnen de 24 uur na zijn binnenkomst in België werd betekend. Naar het oordeel van het Hof, verantwoordt het bestreden arrest ook wettig het onaantastbare oordeel dat de eiser geen diplomatieke onschendbaarheid heeft. Tenslotte heeft de eiser, die geen van de landstalen verstaat, geen recht op een vertaling van het strafdossier in zijn moedertaal. Bijgevolg wordt het cassatieberoep verworpen.

P131856N