Cass. 19 mei 2015  -  P.15.0559.N

Artikel 429, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd door artikel 31 van de wet van 14 februari 2014 met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken, bepaalt: “Behalve voor het openbaar ministerie kan de eiser in cassatie zijn middelen slechts aanvoeren in een memorie die ondertekend is door een advocaat (…) en die hij uiterlijk vijftien dagen voor de terechtzitting ter griffie van het Hof van Cassatie doet toekomen.”

De in deze bepaling bedoelde termijn van vijftien dagen is een volle termijn, wat inhoudt dat vijftien volledig vrije dagen moeten worden gelaten tussen de dag van de indiening van de memorie en de dag van de rechtszitting. Indien de zestiende en de zeventiende dag vóór de rechtszitting een zaterdag, zondag of feestdag zijn, moet de memorie ervóór zijn neergelegd.