Cass. P.13.1765.N, 19 november 2013

Krachtens artikel 4, 5°, Wet Europees Aanhoudingsbevel, wordt de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel geweigerd ingeval ernstige redenen bestaan te denken dat zij afbreuk zou doen aan de fundamentele rechten van de betrokken persoon, zoals die worden bevestigd door artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, met name die welke door het EVRM zijn gewaarborgd en die welke als algemene rechtsbeginselen van gemeenschapsrecht volgen uit de gemeenschappelijke grondwettelijke tradities binnen de Lidstaten van de Europese Unie.

De hoge mate van vertrouwen tussen de lidstaten houdt een vermoeden in van eerbiediging door de uitvaardigende lidstaat van de genoemde fundamentele rechten.

Een weigering tot overlevering moet worden verantwoord met omstandige gegevens die wijzen op een kennelijk gevaar voor de rechten van betrokkene, die het vermoeden, dat de uitvaardigende lidstaat geniet, kunnen weerleggen.

De rechter beoordeelt de aangevoerde gegevens onaantastbaar. Het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgtrekkingen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen.

P131765N