Op 8 maart 2013 heeft het Hof van Cassatie drie arresten gewezen in verenigde kamers.

In het arrest C.11.0770.N hebben de verenigde kamers, gevat op basis van art. 1119, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, de lering van het arrest van 4 mei 2009 (AC nr. 291) bevestigd. De strafrechter die oordeelt dat geen enkel misdrijf bewezen is ten laste van de beklaagde en zich om die reden onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de burgerlijke vordering tegen de beklaagde, wijst de burgerlijke vordering af in de zin van art. 2247 B.W.

In lijn met het arrest van 30 mei 2011 (AC nr. 365), verwerpt het arrest C.12.0408.N de voorziening tegen een arrest van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 mei 2012  dat beslist dat de   betwisting gericht tegen een beslissing van de Commissie bedoeld in artikel 22 van het KB nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, waarbij een vrijstelling van bijdragen aan een onderworpene wordt geweigerd, is toegewezen aan de rechterlijke macht.

Het arrest C.12.0424.F vernietigt een arrest van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 juni 2012 . De Raad van State besliste kennis te kunnen nemen van een beroep tegen de beslissing van de minister van binnenlandse zaken waarbij het voordeel van de bijzondere vergoeding bepaald in artikel 42  van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen  wordt geweigerd aan een persoon bedoeld in paragraaf 3 van voormeld artikel 42.