Voortaan kan een veroordeelde een niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel uitvoeren in een andere lidstaat.

De wet van 21 mei 2013 inzake de toepassing van het beginsel van de wederzijdse erkenning op vonnissen en probatiebeslissingen met het oog op het toezicht op probatievoorwaarden en alternatieve straffen werd op 13 juni 2013 gepubliceerd in het Staatsblad en treedt op 23 juni 2013 in werking.

Deze wet laat toe dat personen veroordeeld tot een niet-vrijheidsbenemende straf of maatregel (bijvoorbeeld een werkstraf of probatiemaatregel) deze kunnen tenuitvoerleggen in een andere lidstaat van de Europese Unie waarmee deze personen nauwe sociale en/ of familiale banden onderhouden. De doelstelling is om de maatschappelijke reclassering te verbeteren en de bescherming van slachtoffers en de maatschappij in het algemeen te verhogen.

Deze wet zet het kaderbesluit 2008/947/JBZ van de Raad van 27 november 2008 om dat een eenvormig juridisch kader voorziet binnen de Europese Unie gebaseerd op het principe van de wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen uitgesproken in de lidstaten.