Een weekend als alle andere

In het weekend van 26/27 april 2008 werden een 15-tal straatboefjes terug de straat op gezet. Twee van hen hadden een bejaarde dame haar handtas afhandig gemaakt. Volgens de rechter moesten ze naar een gesloten instelling. Daar bleek aanvankelijk geen plaats voor ze te zijn. De Brusselse magistraten noemden de toestand dramatisch. De woordvoerder van het Brusselse parket voegde eraan toe dat elk weekend jongeren worden opgepakt voor verschillende soorten feiten. “Weekends dat het er minder dan tien zijn, zijn schaars”, aldus de woordvoerder.

Extra capaciteit

Minister van Justitie Jo Vandeurzen, eerder geconfronteerd met aanhoudende rellen in Kuregem- Anderlecht, nodigde de volgende dag (28 april 2008) de gemeenschapsministers uit en kondigde aan dat er zowel in Tongeren als in Saint-Hubert op de kortst mogelijke termijn fors wat extra plaatsen voor jonge delinquenten zouden bijkomen. Daarbovenop komen de plaatsen die de gemeenschapsministers elk in hun deelstaat creëren.

Vaststelling

Ten aanzien van jeugddelinquentie doen zich een aantal duidelijke fenomenen voor. Daders zijn alsmaar jonger, zinloos geweld neemt toe, het aantal veelplegers stijgt. Deze vaststellingen wijzen op een ernstig samenlevingsprobleem.

Justitie kan grotendeels pas aan het eind van de veiligheidsketen ingrijpen. Op wat voorafgaat heeft justitie veel minder greep. En wat gaat vooraf, dat zijn ouders die de greep op hun kinderen zijn verloren, kinderen die ongestraft spijbelen, jongeren die geen werk vinden, die in verloederde buurten wonen waar niets voor ze ondernomen wordt, buurten zonder sociale cohesie behalve de cohesie van geweld en nihilisme, jongeren die geen toekomst zien, maar wel slechte voorbeelden. Justitie heeft aan het eind van die rit geen rijkdom aan oplossingen maar kan niet toestaan dat een gevoel van straffeloosheid ontstaat.

Aanpak en opvolging

Om het debat te nuanceren, om de verantwoordelijkheden en hun onderlinge coördinatie te bespreken, om goed te kunnen luisteren naar alle betrokken actoren en om een effectief beleid te inspireren, organiseert Minister van Justitie Jo Vandeurzen in maart 2009 een conferentie jeugddelinquentie.

Eén belangrijke nood kon evenwel niet tot dan wachten. Voor wat betreft de federale bevoegdheden ten aanzien van de huidige jeugdbeschermingswet, zal de Minister van Justitie ervoor zorgen dat er voldoende capaciteit is voor een duurzame oplossing. 

Door bijkomende middelen die de federale regering op 22 juli 2008 heeft uitgetrokken, zullen op aandringen van de Minister van Justitie, bijkomende federale centra worden gerealiseerd in Tongeren (34) en in Saint-Hubert (50). De plaatsen komen er om de onmiddellijke nood te lenigen en in afwachting van de uitbreidingswerken in Everberg (50 plaatsen plus 76, totaal 126 louter Nederlandstalig) en de oprichting van een gesloten centrum in Achêne (120 plaatsen, Franstalig). Als je alle bijkomende cellen optelt, kom je uit bij een extra capaciteit van 280 cellen die deels in de loop van volgend jaar, deels tegen uiterlijk 2012 gerealiseerd wordt.

Beloftes gehouden!

Belangrijk is dat dit voor het grootste deel een korttermijnplan is. De nood wordt gelenigd. Belangrijk is dat de Minister van Justitie, geconfronteerd met een zeer acute problematiek, snel en voor één aspect van de strafuitvoering (de vrijheidsberoving voor jonge delinquenten) afdoende maatregelen heeft genomen, in overleg met zijn collega’s. Belangrijk is, ten slotte, dat de Minister woord heeft gehouden.

De wet: meer alternatieve maatregelen

De hervorming van de wetgeving inzake de jeugdbescherming, door middel van de wetten van 15 mei 2006 en 13 juni 2006, heeft geleid tot een aanzienlijke uitbreiding van het aantal maatregelen ten aanzien van minderjarigen, zoals  het  verblijf in het thuismilieu mits het uitvoeren van alternatieve maatregelen, de verlenging van het toezicht tot de leeftijd van 23 jaar, de plaatsing in de psychiatrie, de mogelijkheid tot het voorleggen van een geschreven project aan jeugdrechter, ….

Bovendien is de jeugdbeschermingswet geëvolueerd in de richting van een sanctiemodel, waarbij de jeugdrechter maatregelen kan kiezen gebaseerd op de persoonlijkheid van de minderjarige. Dit model heeft oog voor de bescherming van de maatschappij. De jeugdrechter kan rekening houden met de ernst van de feiten én met de openbare veiligheid, …

De jeugdrechter kan zelfs een uithandengeving uitspreken. Via de procedure tot uithandengeving wordt een minderjarige toevertrouwd aan het Openbaar Ministerie die de zaak kan voorleggen aan de speciale kamer bij de rechtbank. De bijkomende bepalingen rond uithandengeving die zijn opgenomen in de gewijzigde wet van 8 april 1965 noodzaken de Minister van Justitie nieuwe federale centra op te richten.

De ingebruikname van de federaal gesloten centra zal ons ook toelaten een aantal artikelen van de jeugdwet die thans nog niet in voege zijn en waarvan de uitvoering via de wet diverse bepalingen werd uitgesteld naar 2011, zelfs nog in 2009 in voege te laten treden!

Het Protocol: samenwerken voor een beter beleid

Het protocol tot oprichting van federaal gesloten centra dat tot stand kwam, is opgesteld in nauw overleg tussen Vice-eerste Minister en Minister van Justitie en Institutionele Hervormingen Jo Vandeurzen en de betrokken gemeenschapsministers, zijnde de Waals Minister van Gezondheid, Kinderwelzijn en Hulpverlening aan de Jeugd Catherine Fonck, Vlaams Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Steven Vanackere en Duits Vice-Minister-President van de Duitstalige Gemeenschapsregering en Minister van Vorming, Tewerkstelling, Sociale Aangelegenheden en Toerisme Bernd Gentges.

Het protocol moet op termijn een antwoord bieden aan het plaatsgebrek op het terrein, rekening houdend met de huidige jeugdbeschermingswet.

In de federaal gesloten centra zullen jongeren worden opgenomen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd of daarvan verdacht worden.

Deze jongeren kunnen worden onderverdeeld in drie categorieën, namelijk:

  • jongeren die geplaatst worden op grond van de wet van 1 maart 2002 betreffende de voorlopige plaatsing van minderjarigen (zoals thans federaal gesloten centrum De Grubbe in Everberg) en jongeren die werden gedagvaard tot uithandengeving en die onder bepaalde voorwaarden kunnen worden overgebracht naar een federaal gesloten centrum;
  • jongeren die het voorwerp zijn geweest van een uithandengeving en lastens wie een aanhoudingsbevel is uitgevaardigd;
  • personen die na uithandengeving zijn veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf of bijkomende gevangenisstraf door de speciale kamer van de rechtbank.

Planning

Op termijn zullen er voor jongeren in het Nederlandstalig landsgedeelte in totaal 160 plaatsen beschikbaar zijn en zullen er voor jongeren van het Franstalige en Duitstalige landsgedeelte 170 plaatsen beschikbaar zijn.

Dit betekent een meercapaciteit van 280 eenheden ten opzichte van de 50 plaatsen die nu beschikbaar zijn in het centrum voor voorlopige plaatsing in Everberg (Centrum De Grubbe).

We streven ernaar om de werken in de gesloten federale centra in Tongeren en in Saint-Hubert klaar te hebben tegen de zomer van 2009. In Tongeren zal een capaciteit worden voorzien van 34 eenheden en in Saint-Hubert zal een capaciteit worden voorzien van 50 eenheden. Tegelijk zullen we tegen die tijd het personeelskader uitbreiden met 200 eenheden.

Eens de werken in Saint-Hubert klaar zijn, zullen de jongeren van een Franstalige en Duitstalige jurisdictie worden overgebracht van het gesloten centrum in Everberg naar Saint-Hubert.

In Saint-Hubert en in Tongeren zal op termijn plaats zijn voor jongeren die zijn veroordeeld en jongeren die zijn aangehouden na uit handengeving.

In het gesloten federaal centrum te Everberg zal plaats worden voorzien voor 126 jongeren van de Nederlandstalige jurisdictie en in Achêne voor 120 jongeren van de Franstalige en Duitstalige jurisdictie.

De uitbreiding en oprichting van de verschillende federale centra zal in opeenvolgende fases verlopen met als uiterlijke eindpunt 2012. De werkzaamheden zullen zoveel mogelijk parallel verlopen en volgens de behoeftenprogramma’s die overlegd zijn tussen de federale overheid en de betrokken gemeenschappen.

Waarom?

Het federaal gesloten centrum in Everberg telde in 2006 140 weigeringen, maar werd toch verplicht tot 541 opnames.

Hoewel het aantal weigeringen in 2007 was afgenomen tot 109 is het aantal weigeringen voor 2008 opnieuw opgelopen.

Op 21 oktober jl. was het aantal weigeringen reeds opgelopen tot 190 (59 voor Vlaamse landsgedeelte, 128 voor Franse landsgedeelte en 3 voor Duitse landsgedeelte).

*     *     *

Minister van Justitie Vandeurzen: “Als we straffeloosheid willen vermijden, als we een geloofwaardige strafuitvoering willen en de samenleving voorlopig alvast aan het eind van de strafuitvoeringsketen in staat willen stellen het juiste signaal te geven ten aanzien van jeugddelinquenten, dan moet er capaciteit bijkomen. En dat is wat nu met Tongeren en Saint-Hubert op korte termijn ook zal gebeuren.”