Op 15 mei 2014 werd de wet van 10 april 2014 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de procedure voor het Hof van Cassatie en de wrakingsprocedure in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Deze wet, die volgt op de wet van 14 februari 2014 met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 27 februari 2014), is de tweede stap van een hervorming van de rechtspleging voor het Hof.

Het Hof van Cassatie stelde in het verslag 2011 van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie aan het Parlementair Comité belast met de wetsevaluatie (Kamer van volksvertegenwoordigers, 20 oktober 2011, Gedr. St. 53-01414/004) een "nieuw Gerechtelijk Wetboek voor het Hof van Cassatie" voor.

Dit voorstel was besproken in het Hof van Cassatie (in aanwezigheid van vertegenwoordigers van magistraten van de zetel en van het parket) en na advies van de Balie van Cassatie goedgekeurd door de algemene vergadering van het Hof in januari 2011. Het strekte tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met betrekking tot de procedure in civiele zaken voor het Hof van Cassatie en van de specifieke wetgevingen betreffende de beroepen bedoeld in artikel 614 van het Gerechtelijk Wetboek.

De bedoeling van de wet is de procedure voor het Hof van Cassatie te vereenvoudigen en te versnellen en aan te passen aan de vereisten van de hedendaagse rechtsstaat. De wet verduidelijkt enkele punten inzake het verloop van de cassatieprocedure en strekt ertoe de kosten ervan te verminderen door vereenvoudiging van bepaalde formaliteiten die thans onnodig duur zijn; hij versterkt het respect voor het recht van verdediging in het kader van de cassatieprocedure en beoogt de beginselen die aan de grondslag liggen van de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens sinds arrest Clinique des Acacias van 13 oktober 2005 in het Gerechtelijk wetboek in te voegen; ten slotte beoogt de wet ook de regels voor het instellen van cassatieberoepen in alle cassatieprocedures gericht tegen beslissingen in laatste aanleg gewezen door de tuchtinstanties van de beroepsorden en instituten zoveel mogelijk te uniformiseren. Daarvoor gebruikt hij de gewone regels van het cassatieberoep in civiele zaken met een aantal uitzonderingen gerechtvaardigd door de specificiteit van de cassatieberoepen in tuchtzaken.