Een echtscheiding op grond van onherstelbare ontwrichting kan op twee manieren worden bekomen:

  • Door een bewijs van de onherstelbare ontwrichting. Dat bewijs kan bestaan uit allerlei wettelijke middelen: brieven, e-mails, foto's, getuigen of een deskundigenonderzoek (artikel 229, § 1 BW).
    Het huwelijk wordt beschouwd als onherstelbaar ontwricht als het voor de echtgenoten onmogelijk is om verder samen te leven door die ontwrichting.
  • Op basis van een feitelijke scheiding die een bepaalde periode heeft geduurd:
    • Een gezamenlijke vordering na een feitelijke scheiding die al langer dan 6 maanden duurt. Het huwelijk wordt beschouwd als onherstelbaar ontwricht als de vordering om te scheiden gezamenlijk wordt ingesteld door beide echtgenoten nadat ze meer dan 6 maanden feitelijk gescheiden zijn. 
      Als ze minder dan 6 maanden feitelijk gescheiden zijn en ze willen gezamenlijk de vordering tot echtscheiding instellen, dan wordt het huwelijk beschouwd als onherstelbaar ontwricht als de echtgenoten na een reflectieperiode een 2e keer verschijnen voor de rechtbank en ze de wil om te scheiden herhalen (artikel 229, § 2 BW).
    • Een eenzijdige vordering na een feitelijke scheiding die al langer dan 1 jaar duurt. Het huwelijk wordt beschouwd als onherstelbaar ontwricht als de vordering om te scheiden wordt ingesteld door 1 enkele echtgenoot na meer dan 1 jaar feitelijke scheiding.
      Als ze minder dan 1 jaar feitelijk gescheiden zijn en 1 partij wil eenzijdig de vordering tot echtscheiding instellen, dan wordt het huwelijk beschouwd als onherstelbaar ontwricht als de echtgenoot die vordert na een reflectieperiode een 2e maal verschijnt voor de rechtbank waarbij hij of zij de wil om te scheiden herhaalt (artikel 229, § 3 BW).