De misdaad van genocide is een handeling, gepleegd met de bedoeling om, geheel of gedeeltelijk, een nationale, etnische of godsdienstige groep of rassengroep uit te roeien, zoals:

  • het doden van leden van de groep
  • het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep
  • het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden bedoeld om de lichamelijke vernietiging van de gehele groep of van een gedeelte ervan te veroorzaken 
  • het opleggen van maatregelen bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen
  • het gewelddadig overbrengen van kinderen van een groep naar een andere groep.

Het centrale element van de bestanddelen van een misdaad van genocide is de genocidaire intentie die ten grondslag ligt aan de feiten. De misdaad van genocide kan zowel in vredes- als in oorlogstijd worden gepleegd.

België heeft deze definitie goedgekeurd teneinde in overeenstemming te zijn met het VN-Verdrag van 9 december 1948 inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide en met het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafgerechtshof van 17 juli 1998. De misdaad van genocide wordt dus zowel in het Belgische recht (artikelen 136quinquies en 136septies van het Strafwetboek) als in het internationale recht gestraft.