De rechter kan beslissen dat u voor een bepaalde periode, soms zelfs levenslang, een aantal rechten niet meer kunt uitoefenen. Deze rechten waar u geheel of gedeeltelijk uit kunt worden ontzet, zijn:

  • het recht om openbare ambten, bedieningen of betrekkingen te vervullen;
  • het recht om verkozen te worden;
  • het recht om enig ereteken of enige adellijke titel te voeren;
  • het recht om gezworene of deskundige te zijn; als instrumentair of attesterend getuige bij akten op te treden;
  • in rechte te getuigen, anders dan om louter inlichtingen te geven;
  • het recht geroepen te worden tot het ambt van voogd, toeziend voogd of curator, behalve over hun eigen kinderen, of om het ambt van gerechtelijk raadsman (bijvoorbeeld gerechtelijk bewindvoerder over de goederen van een vermoedelijk afwezige) of voorlopig bewindvoerder uit te oefenen;
  • het recht een wapen of munitie te vervaardigen, te wijzigen, te herstellen, over te dragen, voorhanden te hebben, te dragen, te vervoeren, in, uit, of door te voeren, of te dienen in de Krijgsmacht.

In een aantal gevallen is ook een ontzetting uit het kiesrecht mogelijk.

In een aantal gevallen is de rechter wettelijk verplicht om de ontzetting uit te spreken.